De aardbevingen in Groningen en de moeizaam verlopende hersteloperatie. De stikstofcrisis, met als gevolg de boerenprotesten van afgelopen week. De verwijderde sms'jes van premier Mark Rutte. En, niet te vergeten, het toeslagenschandaal.
Het zijn allemaal recente kwesties waarbij het vertrouwen in de politiek een flinke knauw kreeg. In de Tweede Kamer gaat het dan ook veel over dat verloren vertrouwen en hoe dat terug te winnen is.
Maar hoe diep gaat die vertrouwensbreuk? Zijn we in een politieke vertrouwenscrisis geraakt? En zo ja: kan die zich nog herstellen?
Een kritische burger die nog wel is aangehaakt is juist goed voor de democratie.
Allereerst: het vertrouwen in de politiek is op dit moment inderdaad laag, wijzen de cijfers uit. In de laatste meting van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in oktober 2021 gaf 40 procent van de ondervraagden de regering een voldoende voor vertrouwen. Bij de Tweede Kamer bleef de score ook onder de helft, al was die wel iets hoger.
Maar er zijn meer periodes geweest waarin het vertrouwen zo'n laag niveau bereikte. Bijvoorbeeld in 2012, na de val van het kabinet Rutte-I. En in 2016, op het hoogtepunt van de Europese vluchtelingencrisis. In alle gevallen begon het vertrouwen na een tijdje weer te stijgen.
"Overtrokken conclusies over een enorme, permanente vertrouwenscrisis kloppen dus niet", zegt hoogleraar politicologie Tom van der Meer. "We weten niet hoe lang het vertrouwen laag blijft, maar de kans is groot dat het zich net als de andere keren weer zal herstellen als het functioneren van de politiek verbetert."
De sterke daling is bovendien deels te verklaren doordat het vertrouwen in 2020 op een historisch hoogtepunt zat. Dat kwam toen door het rally around the flag-effect, wat inhoudt dat mensen bij grote internationale crises achter hun politieke leiders gaan staan. "Het was te verwachten dat met het uitdoven van dat effect het vertrouwen flink zou dalen", zegt Van der Meer.
Wel is het opvallend dat er bij de landelijke verkiezingen in 2021 en de formatie daarna geen stijging van het vertrouwen was, zegt SCP-onderzoeker Josje den Ridder. "Meestal zijn dat momenten dat het vertrouwen weer wat opleeft. De kiezer heeft dan zijn stem kunnen laten spreken, en er gaat een nieuwe groep partijen met nieuwe plannen aan de slag."
Dat die opleving er niet kwam ligt waarschijnlijk aan het 1 april-debat waar premier Rutte een motie van wantrouwen op het nippertje overleefde, zegt Den Ridder. Hij kwam toen onder vuur te liggen omdat hij het in een gesprek met de verkenners had gehad over een "functie elders" voor toenmalig CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt.
"En tijdens de formatie vonden veel kiezers dat politici meer met elkaar bezig waren dan met het land, blijkt uit onze onderzoeken", zegt Den Ridder.
Afhakers
Wat zeggen kiezers zelf over hun afkalvende vertrouwen in de politiek? Ook dat onderzoekt het SCP regelmatig. Mensen noemen vooral actuele voorbeelden om hun lage vertrouwen in de politiek te onderbouwen. Bij het laatste meetmoment in oktober waren ergernis over de langdurige formatie, de toeslagenaffaire en de toen nog geldende coronamaatregelen veelgenoemde redenen.
Ook opvallend: er zijn eigenlijk nauwelijks mensen die hun vertrouwen een heel hoog cijfer geven. De meesten geven een krappe voldoende of net een onvoldoende. "Bij die groep zie je niet per se diep wantrouwen, maar eerder een kritische houding: mensen volgen de politiek op afstand en zijn niet tevreden met wat ze zien", zegt Den Ridder
Dat is vanuit het oogpunt van een gezonde democratie helemaal niet zo erg, zegt ze. "Een kritische burger die nog wel is aangehaakt is juist goed voor de democratie."
Er is wel consequent een kleine groep mensen die een heel laag cijfer geeft. "Daarbij is kritiek en scepsis omgeslagen in wantrouwen. Als mensen echt gaan afhaken, heb je een probleem. Maar die groep is de laatste jaren niet groter geworden."
Europese subtop
Om als land in een permanente vertrouwenscrisis terecht te komen is meer nodig dan politieke incidenten, zegt Van der Meer. "Voor structureel vertrouwen is het belangrijk dat er een onpartijdige, niet-corrupte overheid is. En dat mensen het gevoel hebben dat er goede representatie is. Dat allerlei mensen gehoord worden binnen het systeem." Als zulke factoren wegvallen, kan een vertrouwensdaling wel een permanenter karakter krijgen.
Vergeleken met andere landen staat Nederland er nog steeds goed op. "In Europa zijn we subtop. Veel noordelijk gelegen landen doen het nog beter, maar bij ons is het vertrouwen hoger dan bijvoorbeeld Duitsland."
Er zijn dus geen signalen dat er een onherstelbare vertrouwensbreuk tussen de politiek en de Nederlandse kiezer heeft plaatsgevonden. Maar er is wel iets anders permanent veranderd, zegt Van der Meer: de manier waarop politici omgaan met het vertrouwen.
"Sinds Fortuyn is vertrouwen een factor in het politieke debat geworden. Veel debatten gaan over leiderschap of het ontbreken daarvan, en het vertrouwen of wantrouwen van de kiezer wordt daarbij ingezet als argument. Je hebt nu meer dan voorheen partijen voor de wantrouwende kiezer, zoals de PVV, en voor de vertrouwende kiezer, zoals D66."
'Spiraal van wantrouwen'
Ook politiek verslaggever Arjan Noorlander herkent de invloed van Pim Fortuyn in het hedendaagse debat over politiek vertrouwen. "Fortuyn sprak een groep kiezers aan die voorheen helemaal niet zo politiek actief was, met een boodschap die heel wantrouwend was naar de gevestigde orde. Toen die na de dood van Fortuyn de politieke arena binnenstapten, is het thema vertrouwen relevant gebleven."
Maar daar zou binnenkort weleens een omslag in kunnen komen, denk hij. "Je ziet onder politici steeds breder de schaamte voor debatten die enkel draaien om het scoren en het zoeken naar fouten van de ander. De grote vraag die Den Haag al een tijdje bezighoudt, is: hoe kom je uit die spiraal van wantrouwen?"