Cruciaal oordeel gerechtshof over aansprakelijkheid Srebrenica
Kees van Dam
Verslaggever
Kees van Dam
Verslaggever
Het gerechtshof in Den Haag doet vanochtend een belangrijke uitspraak in een zaak over de genocide in Srebrenica van juli 1995. Het gaat om de vraag of de Nederlandse staat aansprakelijk is voor de dood van duizenden moslimmannen en -jongens destijds in Oost-Bosnië.
De zaak, die al loopt sinds 2007, is aangespannen door ruim 6000 nabestaanden van de slachtoffers. Een groep van 30 van hen komt met de bus uit Srebrenica om de uitspraak bij te wonen.
Troepen van de Bosnisch-Servische generaal Mladic brachten in juli 1995 zeker 8000 moslims om het leven, tijdens gevechten maar vooral bij massale executies. Dat gebeurde ondanks de aanwezigheid van een bataljon Nederlandse VN-militairen: Dutchbat.
De Nederlanders hadden de opdracht de bevolking in de VN-enclave Srebrenica te beschermen. De actiegroep Moeders van Srebrenica vindt dat de Nederlandse staat aansprakelijk is voor het drama. Hun dierbaren rekenden op bescherming van Dutchbat op het terrein van de Verenigde Naties in het vlakbij Srebrenica gelegen Potocari.
De rechtbank in Den Haag oordeelde op 16 juli 2014 dat de Staat deels aansprakelijk was, namelijk voor de dood van 320 moslimmannen. Die waren door Dutchbat aanvankelijk toegelaten op de basis, maar ze werden vanaf de namiddag van 13 juli 1995, twee dagen nadat Srebrenica was veroverd door Mladic, overgedragen aan diens troepen en snel daarna vermoord.
Volgens de rechter had Dutchbat er vanaf die middag serieus rekening mee moeten houden dat de mannen zouden worden gedood en kan met "voldoende mate van zekerheid" worden gezegd dat de 320 mannen nog in leven zouden zijn, als Dutchbat hen niet van de compound af had gezet.
De rechter vond dus niet dat Nederland aansprakelijk was voor de dood van alle slachtoffers. Tegen dit vonnis gingen beide partijen in 2014 in beroep. De nabestaanden menen dat de Staat aansprakelijk is voor alle doden en niet alleen voor de mannen die na deportatie werden omgebracht. De Staat vindt juist dat ze voor geen enkel slachtoffer aansprakelijk is en ging daarom in beroep.
Dutchbat was volgens de Staat geen Nederlandse eenheid, maar een bataljon dat viel onder de verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties. De Nederlandse militairen, en dus ook de Nederlandse staat, zouden dus niet vervolgd kunnen worden omdat de VN diplomatiek onschendbaar is.
De nabestaanden putten moed uit een zaak die was aangespannen door andere nabestaanden. Daarin oordeelde de Hoge Raad dat Dutchbat weliswaar officieel onder bevel stond van de VN, maar dat Nederland er in de praktijk de effectieve leiding over had.
Minister Hennis van Defensie heeft de nabestaanden in die zaak in 2015 excuses aangeboden. De betrokkenen kregen een schadevergoeding van enkele tienduizenden euro's.