Raad van Europa: Servië moet genocide Srebrenica erkennen
De Servische autoriteiten moeten de genocide van Srebrenica erkennen, zegt de Raad van Europa in een nieuw rapport. Servië weigert de massamoord op 8000 mannen en jongens door Bosnisch-Servische troepen genocide te noemen.
Volgens de commissie voor Racisme en Intolerantie (ECRI) van de Raad van Europa leven verscheidene etnische groepen nog steeds in angst omdat de Serviërs weigeren te spreken van een genocide.
"Erkenning is noodzakelijk om te voorkomen dat dit soort misdaden vaker gebeurt", staat in het rapport. De commissie noemt het teleurstellend dat het proces van erkenning en opsporen en veroordelen van oorlogsmisdadigers zo traag verloopt.
Onder de voet gelopen
In juli 1995, een paar maanden voor het einde van de oorlog in Bosnië, werd de moslimenclave Srebrenica onder de voet gelopen door de troepen onder leiding van de Bosnisch-Servische generaal Ratko Mladic. De enclave werd beschermd door Nederlandse VN-militairen. Tussen de 7000 en 8000 mannen en jongens werden vermoord.
Het Internationaal Gerechtshof en het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag oordeelden dat de massamoord in Srebrenica genocide was. Ook maakte de Servische president Tomislav Nikolic in 2013 excuses voor de moordpartij, die wereldwijd bekendstaat als de ergste oorlogsmisdaad sinds de Tweede Wereldoorlog.
Geen genocide
Desalniettemin houdt Servië vol dat er geen sprake was van genocide. En hoewel helft van de bevolking erkent dat er een massamoord heeft plaatsgevonden, vindt zeventig procent van de Serviërs dat wat in Srebrenica is gebeurd geen volkerenmoord was.
In het rapport roept de Raad van Europa Servië ook op meer te doen tegen racisme onder hooligans en discriminatie en het geweld tegen homo's en de Roma-bevolking in het land.