Al tientallen jaren is het voer voor discussie in de politiek, maar dit keer zou het zomaar eens door kunnen gaan: de invoering van een correctief bindend referendum. In de Eerste Kamer lijkt het initiatiefwetsvoorstel op een ruime meerderheid te kunnen rekenen. En met recente politieke verschuivingen in de Tweede Kamer en de verkiezingen voor de deur, lijken de omstandigheden gunstig voor voorstanders van de wet.
Begin dit jaar diende SP-Kamerlid Renske Leijten een voorstel in voor de invoering van een bindend correctief referendum. Dit houdt in dat kiezers wetten die al zijn aangenomen alsnog kunnen verwerpen. Afgelopen februari stemde een meerderheid van de Tweede Kamer in met het voorstel. Vandaag verdedigde SP-leider Lilian Marijnissen het voorstel in de Eerste Kamer en ook daar lijkt een ruime meerderheid voor te zullen stemmen.
Omdat het om een grondwetswijziging gaat, moet het wetsvoorstel na de verkiezingen nog een keer door de Tweede en Eerste Kamer. Dan moet er in beide Kamers een tweederde meerderheid zijn.
Politieke veranderingen
Van oudsher zijn VVD en CDA tegen het verankeren van een referendum in de grondwet. In 2017 zei toenmalig CDA-leider Sybrand Buma, voorafgaand aan het raadgevend referendum over de Inlichtingenwet, zich niets van de uitslag aan te zullen trekken. In een interview met EenVandaag enkele maanden later zei premier Rutte over het referendum: "Spelshows zijn ook leuk, kantklossen is ook leuk. Uiteindelijk gaat het om serieuze dingen."
Nu, ruim vijf jaar later, zijn de kaarten anders geschud. Het CDA heeft minder zetels dan toen en partijen als BBB en NSC - beide staan hoog in de peilingen voor de komende Tweede Kamerverkiezingen - zeggen vóór de invoering van een bindend correctief referendum te zijn.
Andere partijen, zoals PvdA, GroenLinks en D66, veranderden in de loop der tijd geregeld van mening. Daan Rovers, Eerste Kamerlid van GroenLinks-PvdA, noemde de invoering van een referendum vandaag "een goede aanvulling op de rechtsstaat". In het verkiezingsprogramma van D66 staat dat de partij een voorstander is van een bindend correctief referendum "als noodrem, waarbij de consequenties van de uitslag vooraf worden vastgesteld."
Tegenstanders staan er slecht voor
"De tweederde meerderheid die nodig is voor een grondwetswijziging is nog nooit echt in beeld geweest", zegt Paul Bovend'eert, hoogleraar staatsrecht aan de Radboud Universiteit. "Die kans is er nu wel. De gevestigde partijen staan er tamelijk slecht voor in de peilingen en met name de tegenstanders van het referendum doen het niet zo goed."
Bovend'eert denkt dat het vastleggen van een bindend correctief referendum in de grondwet kan bijdragen aan het vertrouwensherstel in de politiek. "Door de burger meer te betrekken bij de politiek, krijg je meer vertrouwen. Je kunt kiezers in ieder geval de gelegenheid bieden om wetsvoorstellen, die ze in meerderheid helemaal niet zien zitten, tegen te houden."
Opmerkelijk aan het wetsvoorstel is dat de details nog niet zijn uitgewerkt. Er staat bijvoorbeeld niets in over hoe en bij welke thema's zo'n referendum moet worden georganiseerd en of er een minimale opkomst moet zijn. Een andere wet moet dit in een later stadium regelen.
'Simpel ja of nee'
Traditionele tegenstanders houden vast aan hun argumenten van weleer. De VVD schrijft op de website: "Het probleem met referenda is dat ze complexe problemen terugbrengen tot een simpel 'ja' of 'nee'." Volt sluit zich hierbij aan. Het CDA zegt: "Het vergroot en verscherpt de tegenstellingen in de samenleving in plaats van dat het draagvlak voor een voorstel wordt vergroot."
Bovendien bestaan er, ook bij voorstanders, zorgen over de invloed die desinformatie kan hebben op referenda. De Brexit-campagne staat bij iedereen nog vers in het geheugen.
Raadgevende referenda
In 1999 kwam de invoering van een bindend correctief referendum heel dichtbij, maar het voorstel sneuvelde vanwege de onverwachte tegenstem in de Eerste Kamer van VVD'er Hans Wiegel. Sindsdien zijn verschillende raadplegende referenda georganiseerd: in 2005 over de Europese Grondwet, in 2016 over het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne en in 2018 over de Inlichtingenwet. In alle gevallen stemde een meerderheid tegen.
Omdat die referenda niet bindend waren, hoefde de politiek zich er niet aan te houden. Bovend'eert: "Soms deed de wetgever dat wel, andere keren werd er een nieuwe draai aan de wet gegeven. Dat vond iedereen heel onbevredigend. Terecht. Daarom ligt nu een bindend referendum voor, waarbij de kiezers echt het uiteindelijke oordeel vellen over het wetsvoorstel."