De WODC-affaire in perspectief

  • Bas Haan

    verslaggever

  • Bas Haan

    verslaggever

Vandaag komt de WODC-affaire van het ministerie van Justitie en Veiligheid waarschijnlijk tot een afronding, althans in politiek Den Haag. Vanmiddag debatteert de Tweede Kamer namelijk over de drie onderzoeksrapporten die het afgelopen jaar verschenen over de politieke beïnvloeding en sturing van wetenschappelijk onderzoek.

Vorige maand, bij het verschijnen van het laatste onderzoeksrapport met vernietigende conclusies, deed minister Ferdinand Grapperhaus aan de Kamer al maximaal vergaande toezeggingen: het WODC, het wetenschappelijk onderzoeks- en documentatiecentrum, krijgt een nieuwe directie; een beter formeel verankerde onafhankelijkheid; en het instituut wordt ook fysiek buiten het ministerie gehuisvest.

Maar wordt met die toezeggingen ook de kern van het probleem opgelost? Want niet alleen de werkwijze van het WODC, ook die van het ministerie is aan de orde. Natuurlijk zijn aanpassingen in de dossiers en sturing op onderzoeken schadelijk voor de status en betrouwbaarheid van wetenschappelijke onderzoeken die onafhankelijk heten te zijn. Maar uit de WODC-affaire bleek meer, vooral de vanzelfsprekendheid waarmee beleidsambtenaren zich de afgelopen jaren vergaand bemoeiden met onderzoek dat juist onafhankelijk van hen moest worden uitgevoerd. Die vanzelfsprekendheid blijkt zo in diep de cultuur van het ministerie van Justitie en Veiligheid verankerd, dat het de vraag is of de aangekondigde maatregelen bij het WODC voor een cultuurverandering binnen het ministerie kunnen zorgen.

De WODC-affaire begon in december 2017, toen Nieuwsuur een interne klokkenluidersbrief van WODC-onderzoeker Marianne van Ooyen buiten haar om in handen kreeg en die uiteindelijk met haar toestemming naar buiten bracht. De onderzoekster was jarenlang tegen muren aangelopen met haar klachten over beïnvloeding en sturing. Ze had bij iedereen bot gevangen, tot aan de huidige Secretaris-Generaal (SG) aan toe. Het was namelijk deze SG die ten onrechte haar klachten niet als een formele melding van een ernstige misstand in behandeling had genomen.

Bas Haan over de beïnvloeding van het WODC

Al tijdens de eerste Nieuwsuur-uitzending erkende de net aangetreden minister Grapperhaus: "dit had zo niet mogen gebeuren".

Daarmee gaf hij op het allereerste moment fouten toe, die echter binnen zijn eigen ministerie door zijn eigen ambtelijke top nog ontkend werden. Intern werd de kwestie Van Ooyen namelijk afgedaan als een uit de hand gelopen arbeidsconflict tussen de WODC-onderzoekster en haar directeur Frans Leeuw.

Leeuw, die meer dan open stond voor de suggesties en wensen van beleidsambtenaren, vond dat de rapporten van het WODC helemaal niet onheus beïnvloed waren. De aanpassingen in conclusies van rapporten op verzoek van beleidsambtenaren en tegen de wil van wetenschappelijk onderzoekers in die soms zelfs door Leeuw persoonlijk werden doorgevoerd, deed hij tijdens het traject van hoor- en wederhoor voorafgaand aan de eerste uitzending, af als "contextuele aanpassingen". En ook de Secretaris-Generaal vond dat de kwestie Van Ooyen iets uit het verleden was.

Onnavolgbare conclusie

De eerste van de drie onderzoekscommissies oordeelde in juni 2018 anders. De Secretaris-Generaal was volgens de commissie de fout in gegaan door de klacht van Van Ooyen niet serieus te nemen en ook de directie van het WODC was onheus met haar omgegaan. Nog voordat commissievoorzitter Evert Verhulp zijn conclusies op een persconferentie kon toelichten, maakte Leeuw publiekelijk bekend op te stappen door met vervroegd pensioen te gaan.

De lessen leken geleerd, en dan moesten er nog twee onderzoekscommissies volgen. Maar in werkelijkheid bleef Leeuw gewoon aan het werk op het WODC, zelfs na zijn vervroegd pensioen, als betaald adviseur. Toen in oktober 2018 de tweede commissie zijn onderzoeksresultaten presenteerde, kon hij zich zelfs gerehabiliteerd voelen. Die commissie-Overgaauw stelde namelijk vast dat er dan wel "onbehoorlijk" was gehandeld door beleidsambtenaren van het ministerie bij twee rapporten over drugsbeleid. Maar, zo stelde de commissie onnavolgbaar, die onbehoorlijke druk en de ongewenste politiek gemotiveerde aanpassingen in een van die rapporten, hadden het eindrapport uiteindelijk verbéterd.

Reportage en gesprekken: Ministerie handelde onbehoorlijk bij WODC-onderzoek

Het rapport-Overgaauw werd binnen het ministerie dankbaar in ontvangst genomen om de hele WODC-affaire te nuanceren.

Vlak voor de presentatie van het derde rapport, leken het ministerie en het WODC de hele affaire alweer achter zich te hebben gelaten. De plaatsvervangend directeur van het WODC meldde nog voordat de derde commissie haar conclusies afgelopen januari naar buiten bracht in een groot interview in dagblad Trouw: "Uiteindelijk is conclusie dat ons onderzoek betrouwbaar en zorgvuldig is", om daar aan toe te voegen: "We hebben de botsproef doorstaan".

Dat liep toch anders. Een paar uur nadat de inkt van dat interview droog was, stelde de commissie-Hertogh, die het meest breed dragende onderzoek van de drie commissies had gedaan door naar de structurele werkwijze van het ministerie te kijken, precies het tegenovergestelde vast in vernietigende conclusies. Bijvoorbeeld dat er "structurele tekortkomingen" in de relatie tussen ministerie en WODC bestaan met als gevolg "oneigenlijke beïnvloeding van WODC-onderzoek. Dit is vooral het geval bij politiek gevoelige onderwerpen".

Het meest tekenend was misschien wel een voorbeeld dat commissievoorzitter Hertogh tijdens de persconferentie gaf: juist in de periode dat alle drie de onderzoekscommissies bezig waren met hun werk en de WODC-affaire volop in de aandacht was, stuurde het ministerie trots een brief naar de Kamer met een begeleidend persbericht met voor de minister gunstige conclusie dat "de geïntensiveerde aanpak van High Impact Crimes haar vruchten afwerpt". Het WODC-onderzoek dat aan dat persbericht ten grondslag lag, had dit echter helemaal niet vastgesteld. De conclusie was een verzinsel van het ministerie waar de WODC-onderzoekers niet in gekend waren.

Verregaande maatregelen

Meteen na de presentatie van het rapport van de commissie-Hertogh, erkende minister Grapperhaus de structurele problemen en kondigde hij vergaande maatregelen bij het WODC aan. Maar maatregelen bij de bekritiseerde beleidsambtenaren en de ambtelijke top bleven uit. De Secretaris-Generaal plaatste nog diezelfde dag op het intranet van het ministerie zijn commentaar op de hele affaire, waarin hij toch weer teruggreep naar het tweede rapport en stelde dat "de deugdelijkheid van de drugsbeleid-onderzoeken buiten kijf staat". Het snoeiharde persbericht dat de commissie-Hertogh zelf naar buiten bracht, is nooit op de website van het ministerie gepubliceerd.

Vanmiddag zal de Tweede Kamer dus een debat ingaan waar ze alles wat ze eventueel aan maatregelen ten opzichte van het WODC zouden kunnen eisen, al bij voorbaat door de minister toegezegd hebben gekregen. Toch is het de vraag of de Kamer daarmee gerustgesteld zal zijn, omdat daarmee nog niet duidelijk is of van de cultuurverandering op het ministerie zelf ook werk gemaakt wordt.

De klokkenluider tegen wil en dank, Marianne van Ooyen, hoopt de affaire na vandaag achter zich te kunnen laten. Wel schreef ze vorige week nog een ingezonden brief in het universiteitsblad van Maastricht over het besluit van de universiteit om geen gevolg te geven aan de drie onderzoeksrapporten met betrekking tot de positie van hoogleraar Frans Leeuw, de voormalig directeur van het WODC.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl