Julio Poch komt (in 2019) aan bij de rechtbank voor een verzoekschrift om zeven getuigen onder ede te horen.
Aangepast

Geen erkenning voor piloot Poch, advocaat start bodemprocedure tegen staat

  • Bas Haan

    verslaggever

  • Bas Haan

    verslaggever

Nederland geeft definitief geen genoegdoening aan Julio Poch. Hij is de voormalig Argentijns-Nederlandse piloot, die mede door toedoen van Nederland jarenlang in een Zuid-Amerikaanse cel zat, voordat hij werd vrijgesproken.

De inmiddels gepensioneerde piloot heeft eind vorige maand via een brief van de landsadvocaat te horen gekregen dat hij niet op enig gebaar van demissionair minister Ferd Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) kan rekenen.

Afgelopen voorjaar had Poch nog een persoonlijk onderhoud met minister Grapperhaus over de al jaren slepende kwestie in de hoop op erkenning. Tevergeefs, blijkt nu.

Geert-Jan Knoops, Pochs advocaat, begint daarom een bodemprocedure tegen de staat. Hij wil dat de rechter alsnog vaststelt dat Nederland wel degelijk medeverantwoordelijk is voor de door Poch geleden schade, en dat Nederland daar dus ook aansprakelijk voor is.

'Dodenvluchten'

Julio Poch werd er begin deze eeuw van verdacht dat hij betrokken was bij de "dodenvluchten" tijdens de Videla-dictatuur in Argentinië. Daarbij werden politieke tegenstanders vanuit vliegtuigen of helikopters in het water gegooid om ze te laten verdwijnen. Poch was inmiddels Nederlands staatsburger en vloog al jaren voor Transavia. Dankzij Nederlandse informatie werd hij in 2009 tijdens de laatste vlucht voor zijn pensioen in Spanje gearresteerd en uitgeleverd aan Argentinië.

De arrestatie van Poch in 2009 in Valencia

Acht jaar zat Poch vast in voorarrest, maar in november 2017 werd hij door de Argentijnse rechters vrijgesproken. Nederland seponeerde vervolgens het Nederlandse strafrechtelijk onderzoek dat al ruim tien jaar liep. Toch bleef er altijd de vraag: is Nederland verantwoordelijk voor het leed dat Poch is aangedaan?

Kamer wacht nog altijd

Vanavond is er een Kamerdebat met Grapperhaus. De Kamer en de minister liggen al jaren met elkaar overhoop over de kwestie; zowel over de vraag naar de verantwoordelijkheid van de achtereenvolgende Nederlandse kabinetten, als over de gebrekkige informatievoorziening erover van het kabinet aan de Kamer.

Jarenlang eiste de Tweede Kamer vergeefs informatie over de zaak om die vraag te kunnen beantwoorden. In plaats van de stukken te geven, stelde minister Grapperhaus een onderzoekscommissie in. Die kreeg wél beschikking over de stukken. De commissie concludeerde begin dit jaar dat de Nederlandse staat niets te verwijten valt.

Maar de Kamer legde zich daar niet bij neer. Vooral omdat de minister structureel niet aan zijn grondwettelijke plicht voldeed om de brondocumenten zelf aan de Kamer te geven. En dus wachten Kamerleden nog steeds op de stukken waar ze al jaren om vragen en waar de commissie zijn onderzoek op baseerde, en is er vandaag weer een Kamerdebat.

Aanvullende brief

De onderzoekscommissie is inmiddels opgeheven. De minister schreef vorige week aan de Kamer dat hij nog tot eind dit jaar nodig heeft "om te bepalen welke documenten op grond van artikel 68 van de Grondwet aan uw Kamer kunnen worden verstrekt." Daarbij houdt hij vol dat hij niet sneller kan: "mijn uitgangspunt is nog steeds dat deze verstrekking zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden."

Maandag schreef de minister een aanvullende brief aan de Kamer. Hierin staat dat de Kamer een aantal documenten over de rechtshulpverzoeken en de eventuele bemoeienis van het Koninklijk Huis voor dinsdagavond wil hebben. Maar de enige toezegging die minister doet, is dat hij "extra capaciteit" inzet om eerder dan eind dit jaar de stukken te hebben geselecteerd.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl