Raad voor de rechtspraak ziet niets in nieuwe wet voorwaardelijk vrijkomen
De Raad voor de rechtspraak ziet niets in het wetsvoorstel van minister Dekker, die de regels rond de voorwaardelijke invrijheidstelling van gedetineerden wil aanscherpen. De huidige regeling rond de terugkeer van gedetineerden draagt beter bij aan de bescherming van de samenleving dan het wetsvoorstel, concludeert de raad in een advies.
De raad reageert op een wetsvoorstel dat Dekker vorige maand heeft ingediend. De minister benadrukte vandaag nog eens dat gevangenen hun verlof meer moeten "verdienen".
Op dit moment komen gedetineerden met een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf voorwaardelijk vrij nadat zij twee derde van hun straf hebben uitgezeten. Dekkers wetsvoorstel houdt in dat gedetineerden niet meer automatisch in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling: dat moet per individu worden bepaald door het Openbaar Ministerie. "Goed gedrag wordt beloond, slecht gedrag wordt bestraft", zegt de minister.
'Minder tijd voor resocialisatie'
De periode van voorwaardelijke invrijheidstelling mag volgens het wetsvoorstel maximaal een derde beslaan van de opgelegde straf en niet langer duren dan twee jaar. Zo komt een gedetineerde met een celstraf van twaalf jaar op dit moment in principe na acht jaar voorwaardelijk vrij, terwijl hij straks tien jaar moet zitten.
Volgens de raad maakt het beperken van de duur van de voorwaardelijke invrijheidstelling tot maximaal twee jaar een veilige terugkeer naar de samenleving moeilijker, omdat er veel minder tijd is voor behandeling en resocialisatie.
'Huidige praktijk werkt goed'
De raad zegt zich bewust te zijn van het maatschappelijk onbegrip dat is ontstaan over de huidige regeling. Toch vindt de raad dat de huidige praktijk goed werkt, hierbij onder meer wijzend op de ons omringende landen met "soortgelijke - soms nog ruimere - regelingen". Bovendien, zegt de raad, scoort het huidige systeem goed op het gebied van het terugdringen van de kans op herhaling.
De raad spreekt tegen dat het huidige systeem neerkomt op een automatische voorwaardelijke invrijheidstelling. Ook het voorstel om het besluit tot terugkeer volledig bij het OM neer te leggen en de rol van de rechter verder in te perken, stuit op verzet. "Voor de veroordeelde resteert dan nog slechts de mogelijkheid van een marginale rechterlijke toets."