Een commissie onder leiding van oud-D66-politicus Jacob Kohnstamm gaat de komende maanden evalueren hoe de overheid omgaat met het teruggeven van door nazi's geroofde kunstobjecten aan erfgenamen van Joodse eigenaren. Dat gebeurt op verzoek van minister Ingrid van Engelshoven van Cultuur.
Al sinds 2001 bepaalt de restitutiecommissie - bestaande uit juristen, een historicus en een kunsthistoricus - of een claim wordt toegewezen. Het gaat om kunstwerken waarvan de voormalige eigenaar als gevolg van het naziregime na roof, inbeslagname of (gedwongen) verkoop het bezit verloor.
Deze voorwerpen kunnen nu in bezit zijn van de Nederlandse Staat, een provinciale of gemeentelijke overheidsinstelling, een stichting of een particulier. De voorzitter van de restitutiecommissie is jurist Fred Hammerstein: "Onze taak is om ondanks dat er naar gewone rechtsregels geen claim is, te zeggen: 'U kunt toch een kunstvoorwerp terugkrijgen'. Dat is in feite op morele gronden. En de morele grond is: er is u ernstig onrecht aangedaan."
Aanleiding voor het onderzoek is een toezegging aan de Tweede Kamer om het restitutiebeleid in 2020 te evalueren. Dat beleid wijzigde in 2015, en sindsdien is er veel kritiek op ontstaan vanuit Joodse organisaties. Volgens Ronny Nafthaniel van het Centraal Joods Overleg is het belang van het museum en het publiek een veel te grote rol gaan spelen in de overwegingen van de restitutiecommissie.
"Ik denk dat dat nooit een belang zou mogen zijn", stelt Nafthaniel. "Iets is gestolen of iets is onvrijwillig afgestaan en dan hoort het in principe aan de oorspronkelijke eigenaar te worden teruggegeven. Er kunnen andere redenen zijn, bijvoorbeeld over de verwerving of over de wijze waarop het is afgestaan, waarom het niet gebeurt. Maar nooit het museale belang. Gestolen waar kun je niet laten zien."
De commissie, die in het leven is geroepen door de Raad voor Cultuur, komt in oktober met zijn advies.