Gemeenten hebben handen vol aan opvang Oekraïense vluchtelingen
Gemeenten hebben veel werk aan de opvang van de tienduizenden Oekraïense vluchtelingen die nu in Nederland verblijven. In een onderzoek van de NOS naar de eerste ervaringen met de vluchtelingenopvang melden acht op de tien deelnemende gemeenten dat de druk op de ambtelijke organisatie is toegenomen. Het draagvlak voor de opvang van de Oekraïners blijft echter groot.
Ook de druk op de scholen is toegenomen, laat ruim de helft van de gemeenten weten. En bijna vier op de tien zien dat de lokale zorg het duidelijk drukker heeft en dan met name de huisartsen.
Zo'n 160 gemeenten deden aan het onderzoek mee, van groot tot klein, in alle delen van het land. Dat is bijna de helft van het totale aantal Nederlandse gemeenten.
'Allemaal zelf het wiel uitvinden'
Grootste uitdaging voor de gemeenten was dat zij na het begin van de oorlog in grote haast zelf de opvanglocaties moesten vinden en inrichten. Ook moesten er woonbegeleiders, huismeesters en ander personeel worden gevonden. Dat is heel anders dan bij de 'normale' asielopvang, waarbij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) de gebouwen en bijbehorend gekwalificeerd personeel voor zijn rekening neemt.
"We hebben alles halsoverkop moeten opzetten, de komende tijd willen we het stroomlijnen", meldt de Brabantse gemeente Moerdijk (175 Oekraïense vluchtelingen geregistreerd, van wie 80 in de gemeentelijke opvang). Dronten (148 vluchtelingen) heeft soortgelijke ervaringen: "Gemeenten zijn allemaal zelf het wiel aan het uitvinden."
De Rijksoverheid heeft beloofd alle kosten te vergoeden; voor het eerste halfjaar gemeentelijke en particuliere opvang is 1,2 miljard euro begroot. Maar gemeenten merken in een tijd van grote krapte op de arbeidsmarkt dat zij moeilijk aan mensen kunnen komen en dat het ook niet goed lukt om expertise van buiten in te huren.
'Werken op adrenaline'
Daarom springen in een grotere gemeente als Den Bosch (bijna 500 Oekraïense vluchtelingen) naast tientallen vrijwilligers ook eigen medewerkers op allerlei manieren bij. Onder leiding van ambtenaar Huub Corssmit werken bijvoorbeeld schoolconciërges als huismeesters in de twee oude kantoorpanden waarin vluchtelingen worden opgevangen.
Ambtenaren hielpen waar ze konden, bijvoorbeeld met het schoonmaken van jaren ongebruikte wc's of het uitpakken en neerleggen van matrassen. "Na vier weken werken van 's morgens vroeg tot 's avonds laat hadden we voor het eerst een weekenddag vrij", zegt Corssmit. "Je doet het op adrenaline. En op menselijke betrokkenheid. Op zo'n moment voelt deze gemeente echt als een prachtige organisatie, met flexibele en gemotiveerde mensen."
Vijftig ambtenaren in de weer
De keerzijde van de medaille is dat daardoor sommige zaken in Den Bosch tijdelijk niet of minder goed gebeuren. Zo hebben ambtenaren die normaal een belangrijk deel van hun werktijd aan daklozenopvang of probleemjongeren besteden, daar nu weinig of geen tijd meer voor.
Op dit moment werken 45 Bossche ambtenaren fulltime aan de opvang. Dat worden er zo'n 50 als het aantal opvangplekken verder wordt opgevoerd. Veel andere gemeenten vinden het moeilijk om exacte aantallen te noemen.
Niet of nauwelijks overlast
Wat verder opvalt in de reacties is dat er nauwelijks gemeenten zijn die het draagvlak voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen zien teruglopen. Ook zijn er maar vier gemeenten die overlast van de vluchtelingen melden, en die beperkt zich tot bijvoorbeeld buitenspelende kinderen op plekken waar dat voorheen niet gebeurde.
Volgens de laatste cijfers zijn er op dit moment 59.610 Oekraïense vluchtelingen geregistreerd in Nederland, van wie bijna twee derde wordt opgevangen door gemeenten. De rest heeft een plek gevonden bij particulieren thuis.
"We zijn aan het pionieren", zegt een woordvoerder van staatssecretaris Van der Burg in een reactie. De woordvoerder wijst erop dat het ministerie geprobeerd heeft gemeenten zoveel mogelijk te informeren, onder andere via een 'handreiking' die voortdurend werd vernieuwd. Sinds kort is er een Nationale Opvangorganisatie die gemeenten moet helpen om het aantal opvangplekken indien nodig verder op te voeren.