Protest tegen flexwoningen in Putten

Gemeenten werken nauwelijks mee aan bouw tijdelijke woningen

Flexwoningen, bedoeld om een deel van de woningnood op te lossen, komen maar moeilijk van de grond. Niet alle gemeenten werken mee aan het snel bouwen van huizen op een tijdelijke locatie. Minister Hugo de Jonge van Volkshuisvesting wil gemeenten eventueel dwingen om met geschikte locaties te komen.

Hoe moeilijk het is om geschikte bouwlocaties te vinden is goed te merken in het Gelderse Putten. De gemeente wilde snel 45 flexwoningen op twee locaties bouwen. Maar de buurt zag dat op een van de locaties helemaal niet zitten: een protestactie leverde 450 handtekeningen op.

"Mensen weten niet voor wie de flexwoningen zijn bedoeld, ze kennen de doelgroep niet", zegt wethouder Wonen Ewoud 't Jong. Hij denkt dat er daardoor angst en weerstand onder de inwoners van zijn gemeente ontstaat.

Schapenweide

In Putten gaat het om de snelle bouw van huurhuizen voor starters, mensen in scheiding of woningzoekenden die uit een instelling komen. Er is volgens de gemeente behoefte aan 80 flexwoningen.

Ook de gemeenteraad van Putten keerde zich tegen de plannen. De fractie van de ChristenUnie stemde zelfs tegen beide locaties die de gemeente in gedachten had.

"De gekozen percelen zijn bestempeld als groen en open terrein. Vervolgens werden bewoners verrast door een brief dat er flexwoningen moesten komen, die er 15 tot 20 jaar mogen staan. Maar als je als buurt nu uitkijkt op een schapenweide, dan is dat wel even schrikken", zegt Erik van Hemel, raadslid ChristenUnie in Putten.

Iedere woning is er één

Inmiddels is de gemeenteraad akkoord met één bouwlocatie waar 22 flexwoningen komen. "En dat terwijl er 80 nodig zijn. Dat is karig", zegt wethouder 't Jong.

In heel Nederland blijven de aantallen flexwoningen fors achter bij de wensen en plannen: van de gewenste 15.000 per jaar, bleef dat aantal vorig jaar steken op naar schatting 5000 nieuwe flexwoningen.

Naast de moeizame zoektocht naar geschikte locaties, zijn er nog andere hobbels, ziet het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). "Iedere woning is er één, in die zin helpt het. Maar een flexwoning gaat maar 10 tot 15 jaar mee. Mensen moeten daarna verhuizen. Het is belangrijk dat bestuurders nu al nadenken waar mensen dan terecht kunnen", zegt Marieke van der Staak, onderzoeker van het PBL.

Liezelotte Nagtegaal woont in een flexwoning op een terrein in Zeist. Ze had gehoopt er nog jaren te kunnen blijven, maar per 1 juli moet ze eruit om plaats te maken voor een andere tijdelijke woonplek: een asielzoekerscentrum.

'Het lijkt nu een soort van stoelendans'

De nadruk op het bouwen van flexwoningen kan ten koste gaan van de capaciteit voor permanente woningbouw, benadrukt ook het PBL. "Qua locatie gaan tijdelijke woningen niet ten koste van permanente, want die staan op andere locaties. Maar we zien wel dat het realiseren van flexwoningen vraagt om middelen, infrastructuur en installaties. Een ambtenaar die nu bezig is met flex kan niet bezig zijn met permanente woningen", aldus Van der Staak.

Tegen de achtergrond van een schaarste aan locaties en torenhoge prijzen voor bouwmaterialen, wil minister Hugo de Jonge dat er de komende jaren toch de geplande 15.000 flexwoningen per jaar komen. Het Rijk neemt daarbij meer de regie: als gemeenten geen locaties voorstellen, dan gaat de minister ze aanwijzen.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl