Ferd Grapperhaus

WODC-affaire: strafrechtelijk onderzoek gestart naar bronnen Nieuwsuur

  • Bas Haan

    verslaggever

  • Bas Haan

    verslaggever

Het Openbaar Ministerie is na aangifte door het ministerie van Justitie en Veiligheid een strafrechtelijk onderzoek begonnen om de bronnen van Nieuwsuur in de WODC-affaire te achterhalen. De aangifte betreft het schenden van het ambtsgeheim en het doel is de personen die vertrouwelijke informatie over de WODC-affaire gelekt hebben, te vervolgen.

Dat bevestigen het ministerie en het Landelijk Parket van het OM.

Vorig jaar al liet het ministerie door de rijksrecherche twintig gevallen van lekken in diverse zaken onderzoeken. In november 2018 besloot het ministerie om alleen aangifte te doen inzake de WODC-affaire. Betrokken departementsambtenaren die door Nieuwsuur met naam en toenaam werden genoemd, drongen intern aan op onderzoek hoe de informatie van en over hen was gelekt.

Druk op onafhankelijk onderzoek

De WODC-affaire ging over oneigenlijke druk van ambtenaren op onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. De basis voor de onthullingen was een interne klacht van WODC-onderzoekster Marianne van Ooyen. Zij had in de afgelopen jaren bij de ambtelijke top van het ministerie bij herhaling, maar steeds tevergeefs, aan de bel getrokken. Pas toen de schriftelijke klacht van Van Ooyen via anderen bij Nieuwsuur terechtkwam, kon de WODC-affaire worden onthuld.

Uiteindelijk, na onderzoek van drie commissies, stelde ook de minister vast dat Van Ooyen gelijk had. Op dit moment worden vergaande maatregelen genomen om de onafhankelijkheid van het WODC in de toekomst te kunnen waarborgen.

'Lekken schaadt veiligheidsgevoel'

Het strafrechtelijk onderzoek dat nu loopt, is gericht tegen de bronnen van Nieuwsuur die aan de basis stonden van het onthullen van de inmiddels erkende misstanden binnen het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Eerder garandeerde minister van Justitie Ferd Grapperhaus nog expliciet aan de Tweede Kamer dat hij niet naar de geheime journalistieke bronnen op zoek was. Grapperhaus zei op 23 januari vorig jaar over die bronnen: "Ik kan u verzekeren dat er ook geen enkel onderzoek is gedaan naar wie dat verder zou zijn geweest. Dat is in ieder geval ook niet de cultuur die ik voorsta, dat wil ik hier hardop zeggen."

Nu is het volgens het ministerie toch nodig om de bronnen te achterhalen. Het ministerie schrijft in antwoord op vragen van Nieuwsuur: "Het verstrekken van dergelijk informatie aan derden staat op gespannen voet met de integriteit die de overheid dient te waarborgen als goed werkgever. Het lekken van informatie is ondermijnend voor het onderlinge vertrouwen en bovendien schaadt het in veel gevallen de privacy en het veiligheidsgevoel van medewerkers of andere betrokkenen."

Ook op een bericht dat afgelopen dinsdag op intranet van het ministerie van Justitie en Veiligheid verscheen over het strafrechtelijk onderzoek, stond niets over de misstanden die door de 'lekken' aan het licht zijn gebracht. In het bericht aan alle ambtenaren, benadrukte het ministerie juist hoe schadelijk lekken door ambtenaren is. "Een veilige werkomgeving ervaren medewerkers alleen als ze er van op aan kunnen dat (vertrouwelijke) informatie niet onbevoegd in handen van derden terechtkomt."

Verder stelt het ministerie in het intranetbericht het zelf jammer te vinden dat er nu een strafrechtelijk onderzoek 'nodig' is: "Dergelijk onderzoek zou niet nodig moeten zijn. Zoals hierboven beschreven hebben we mogelijkheden en instrumenten om zaken die wellicht niet door de beugel kunnen veilig te kunnen bespreken, te melden en goed te laten onderzoeken."

Eerder nog complimenten van de minister

De hele WODC-affaire draaide juist om het feit dat Marianne van Ooyen op alle niveaus had geprobeerd haar klacht kenbaar te maken, maar dat niemand, tot aan de (huidige) secretaris-generaal aan toe, de klacht serieus genoeg nam of goed onderzocht.

Afgelopen maart richtte minister Grapperhaus zich aan het begin van het einddebat over de WODC-affaire nog persoonlijk tot de in de Tweede Kamer aanwezige Van Ooyen. Hij complimenteerde haar ruimhartig en sprak zijn grote respect uit voor het feit dat zij het als individu tegen de organisatie had opgenomen. Ook onderschreef hij nogmaals de conclusie dat Van Ooyen gelijk had toen ze aan de bel trok.

De personen die ervoor zorgden dat deze misstand via Nieuwsuur naar buiten kwam, zullen nu, als het aan diezelfde minister Grapperhaus ligt, strafrechtelijk worden vervolgd voor het schenden van hun ambtsgeheim.

'Ook na WODC-affaire nog lekken'

In de eerste reactie van het ministerie op vragen van Nieuwsuur, verdedigde het ministerie de aangifte door te wijzen op alle twintig gevallen van lekken die aanvankelijk door de Rijksrecherche onderzocht werden. Het ministerie schrijft dat het ook ná de WODC-affaire nog "diverse keren is geconfronteerd met lekken van vertrouwelijke informatie. [...] Op grond daarvan is vervolgens door het ministerie in november 2018 aangifte gedaan wegens schending van ambtsgeheimen." Volgens het ministerie zou het daarbij zelfs gaan om 'informatie die over de veiligheid van personen gaat'.

Welke zaken dat dan zijn, wil het ministerie niet zeggen. Feit is dat uiteindelijk slechts in één zaak aangifte is gedaan, zo bevestigt het OM, namelijk in het geval van lekken in de WODC-affaire. Alle zaken die daarna zouden hebben gespeeld, maken geen deel uit van de aangifte.

Daarmee geconfronteerd laat het ministerie in een vervolgreactie weten dat het Openbaar Ministerie vervolging in de andere kwesties niet opportuun vond. Toch gebruikt het ministerie al die andere lekken - waar het verder niets over kwijt wil - als legitimatie voor de aangifte in de WODC-zaak.

Aangifte niet gericht tegen Van Ooyen

Het nu gestarte strafrechtelijk onderzoek kan ervoor zorgen dat tal van ambtenaren ten onrechte als potentieel verdachte gehoord zullen gaan worden, maar daarop wil het ministerie verder niet ingaan. Wel benadrukt het ministerie "dat de aangifte niet tegen mevrouw Van Ooyen is gericht".

Het OM stelt dat de aangifte tegen geen enkele persoon is gericht, maar tegen het lekken zelf. Wie als gevolg van die aangifte allemaal als potentiële verdachte gehoord zullen worden, is niet te voorspellen.

Het OM bevestigt dat Bas Haan, de Nieuwsuurjournalist die de verhalen maakte, niet betrokken is in het strafrechtelijk onderzoek als getuige of als verdachte en dat er gehandeld wordt conform de 'aanwijzing toepassing dwangmiddelen tegen journalisten' van oktober vorig jaar. Of er tijdens het onderzoek onderzocht gaat worden of bepaalde ambtenaren met deze journalist gebeld hebben, kan het OM niet uitsluiten.

Lees hier (.pdf) de volledige email-wisseling met het ministerie. Vergeten hoe het ook alweer zat met de beïnvloeding van het WODC? Bas Haan legt het in deze video hieronder uit.

Bas Haan over de beïnvloeding van het WODC

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl