Nederlandse militairen weg uit Mali, wat heeft de VN-missie opgeleverd?
Vijf jaar lang deden Nederlandse militairen mee aan de VN-vredesmissie in Mali. Vandaag eindigt de Nederlandse bijdrage, die het land veiliger moest maken. Welke rol heeft ons land gespeeld? En wat voor land laten de militairen achter?
De VN-vredesmissie in Mali werd opgezet in 2013, nadat het jaar ervoor leden van de Toeareg, een bedoeïenenstam uit de Sahel, met jihadistische groepen een groot deel van het land hadden ingenomen. Het Franse leger kwam daarop in actie in zijn voormalige kolonie en wist de rebellengroepen terug te dringen.
De Fransen heroverden grote delen van het land, maar ze hadden hulp nodig. Die kregen ze in de vorm van de internationale troepenmacht Minusma. Die VN-missie bestond uit 15.000 militairen, onder wie Nederlandse. De VN-troepen moesten de rust en veiligheid in het land terugbrengen.
De 400 Nederlanders zaten in Gao, in het oosten van Mali. Ze moesten daar vooral informatie verzamelen over waar mogelijk spanningen zouden kunnen ontstaan. Op basis van die inlichtingen zouden andere Minusma-eenheden kunnen ingrijpen om erger te voorkomen.
Dodelijkste VN-missie ooit
De missie in Mali is de dodelijkste ooit voor de Verenigde Naties. In totaal kwamen 195 VN-militairen om het leven. Ook Nederlanders sneuvelden, maar niet door aanslagen van jihadisten. Twee Nederlandse militairen kwamen om bij een helikopterongeluk, twee andere Nederlanders werden gedood toen mortieren vroegtijdig afgingen.
Volgens de Onderzoeksraad voor Veiligheid had dat laatste ongeluk voorkomen kunnen worden. Minister Hennis van Defensie en Commandant der Strijdkrachten Tom Middendorp stapten als gevolg daarvan in 2017 op.
Kritiek
Er kwam steeds meer kritiek op de Nederlandse missie in Mali. Zo bleek vorig jaar uit een rapport van de Algemene Rekenkamer dat onze krijgsmacht de missie eigenlijk niet aankon door een gebrek aan training en materieel.
Daarnaast zou Nederland, dat tot een paar jaar geleden zwaar bezuinigde op defensie, volgens critici voor een dubbeltje op de eerste rij hebben willen zitten. Dat ging ten koste van de effectiviteit van de missie. Dat was ook een van de conclusies van de Onderzoeksraad voor Veiligheid na het mortierongeluk. Volgens de raad schoot Defensie ernstig tekort in het waarborgen van de veiligheid van Nederlandse militairen. Ook de gezondheidszorg voldeed niet.
Bovendien had Nederland volgens experts vooral een politiek-diplomatiek motief om mee te doen aan de strijd. Nederland wilde graag een tijdelijke zetel in de VN-Veiligheidsraad. Dat lukte: vorig jaar was ons land een jaar lang een van de tien niet-permanente leden van de raad.
Ondanks alles is het volgens Ton van Loon, generaal buiten dienst, wel belangrijk dat Nederland blijft deelnemen aan dit soort missies. "Door de stabiliteit in de regio's te bevorderen kun je massamigratie en terrorisme voorkomen", zegt hij. Maar, zegt Van Loon, de militairen moeten dan wel beter beter zijn uitgerust dan in Mali het geval was.
De bevolking ziet een overheid die niet in staat is om zo'n groot probleem aan te pakken.
Intussen is van vooruitgang in Mali nog altijd weinig te merken. Volgens Mirjam de Bruijn, hoogleraar Afrikanistiek aan de Universiteit van Leiden, is het land er zes jaar na het begin van de VN-missie niet veiliger op geworden. Een groot deel van Mali wordt niet gecontroleerd door de regering. "De bevolking ziet een overheid die niet in staat is om de grote problemen aan te pakken", zegt De Bruijn.
Ook het Malinese leger is niet in staat om mensen te beschermen. Daarom richten veel bevolkingsgroepen in Mali eigen milities op om zichzelf te verdedigen.
Inmiddels zijn in grote delen van het land de milities de baas, met alle gevolgen van dien. Volgens De Bruijn leidt de rivaliteit tussen al die milities tot een soort lokale oorlog. Het land wordt verscheurd door een strijd tussen verschillende stammen en milities.
Eind maart nog werden bij een aanslag op een herdersdorp in Midden-Mali zeker 160 mensen gedood, ook vrouwen en kinderen. De slachtpartij leidde tot het opstappen van de Malinese regering.
Toch is het te makkelijk om de Nederlandse missie om die redenen 'één grote mislukking' te noemen, zegt Liesbeth van der Heide, terrorisme-onderzoeker aan de Universiteit Leiden, in het NOS Radio 1 Journaal. Van der Heide komt sinds 2016 om de twee maanden in Mali om onderzoek te doen.
"Dat is te kort door de bocht. Als je kijkt naar het doel om voor stabiliteit en vrede in de regio te zorgen, dan is het mislukt. Het is namelijk alleen maar bergafwaarts gegaan", zegt Van der Heide. "Mali is enorm groot en 60 procent van het land is woestijngebied waar de overheid in het zuiden nooit controle over heeft gehad. Het is onmogelijk om daar met een VN-verdedigingsmissie verandering in te brengen."
Ze erkent dat de tijdelijke zetel in de VN-Veiligheidsraad een van de redenen was voor de Nederlandse deelname. "Zulke politieke overwegingen spelen altijd mee. Daar kun je kritiek op hebben, maar het is de realiteit van de internationale politiek. Je kunt ook zeggen dat het in politiek opzicht daarom juist een geslaagde missie is geweest, hoewel het wrang is dat onze militairen niet over de middelen beschikten die ze nodig hadden."