Kinderen met niet-westerse migratieachtergrond vaker te dik, hoe komt dat?
Steeds meer Nederlandse kinderen en jongeren hebben overgewicht, blijkt uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. En relatief vaak komt overgewicht voor bij 2- tot 25-jarigen met een niet-westerse migratieachtergrond. Een kwart van hen is te dik, tegenover een kleine 14 procent van de kinderen en jongeren zonder migratieachtergrond. De oorzaken zijn divers en de aanpak ingewikkeld, zeggen deskundigen.
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat ouders met een niet-westerse achtergrond overgewicht minder vaak als ongezond zien dan ouders zonder migratieachtergrond, en soms zelfs als een teken van welzijn. Maar mensen met overgewicht lopen een groter risico op diabetes, hart-en vaatziekten.
'Niet altijd cultuurafhankelijk'
Diëtist Humeyra Bulut-Nazli ziet in haar praktijk ook dat kinderen met een niet-westerse migratieachtergrond vaker overgewicht hebben dan kinderen zonder migratieachtergrond. "Ik zie dit al op heel jonge leeftijd", zegt ze. Bulut-Nazli is naar eigen zeggen de enige diëtist van Turkse afkomst in Noord-Brabant en heeft een gemengde doelgroep. "De oorzaak is niet altijd cultuurafhankelijk, maar ik zie toch wel meer allochtone kinderen met overgewicht."
Bewegingswetenschapper Teatske Altenburg (Amsterdam UMC, locatie VUmc) wijt het verschil aan de vaak lagere sociaal-economische status van migranten. Daarnaast zouden programma's die gericht zijn op het stimuleren van gezond gedrag deze kinderen onvoldoende bereiken, of niet passend zijn. "Ongezonde keuzes worden nog steeds overal opgedrongen. Scholieren weten de euro-aanbiedingen bij fastfoodketens bijvoorbeeld makkelijk te vinden. Terwijl gezond eten duur is."
Altenburg denkt dat de oplossing ligt in samenwerken met de kinderen en jongeren. "Nu bedenken vooral onderzoekers en gezondheidsprofessionals plannen tegen overgewicht en strooien die uit over een wijk of school. Wij zijn van mening dat het belangrijk is om een aanpak te ontwikkelen in nauwe samenwerking met jongeren en de buurt of school zelf."
Je hebt inside information nodig van de echte experts, dat zijn de kinderen zelf.
De bewegingswetenschapper en haar collega's van de afdeling Jeugd en Gezondheid zijn met meerjarige projecten bezig in Amsterdamse wijken waar relatief veel kinderen met een migratieachtergrond wonen. Daar gaan ze met kinderen tussen de 9 en 12 jaar om tafel. De eerste resultaten worden aan het eind van dit jaar verwacht, maar Altenburg zegt dat er al dingen uit naar boven zijn gekomen die haar afdeling zelf niet had bedacht.
"Bijvoorbeeld dat ze op school gezond moeten eten en drinken, maar vervolgens na school en in de pauze naar een fastfoodketen gaan om ongezonde dingen te halen. Of dat de speeltuin ver weg is en ze daar van hun ouders niet naartoe mogen. Je hebt inside information nodig van de echte experts, dat zijn de kinderen zelf."
Yogamatje
Volgens diëtist Bulut-Nazli is het bovendien belangrijk om je te verdiepen in de cultuur van het kind. "Neem zowel een kijkje in de eetcultuur als in de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Je kan bijvoorbeeld naar een open dag van een moskee gaan, daar staat eten vaak centraal. Wat serveren ze daar?"
Ook Bart Looman, programmamanager Gezond Opgroeien bij expertisecentrum Pharos, vindt het belangrijk om aan te sluiten bij de leefwereld van de doelgroep. "Lageropgeleide mensen vinden het aanbod over gezond eten en tips om meer te gaan bewegen vaak iets voor vrouwen op een yogamatje. En alleen maar kennis overdragen ketst af. Wat vind jij belangrijk voor je kind? Als dat is dat ze het goed doen op school, kun je dat gebruiken. Want als kinderen gezond eten, doen ze het ook beter op school en slapen ze beter."
Maar soms werkt dit ook niet, en gaat het niet om argumenten maar om emoties. Looman: "Wat mij erg is bijgebleven is een gesprek met een moeder, die zei dat liefde geven voor haar is om haar kind eten te geven en te verwennen. Ze vroeg: 'hoe kun je me vragen om geen liefde meer te geven'?"
Snoep in zak
In dit soort gevallen is het belangrijk om alternatieven te bieden, zegt Looman, die een voorbeeld uit Zaanstad noemt waarbij hulpverleners in gesprek gingen met grootouders van te dikke kinderen. "Die hadden veel snoepjes in hun zak om aan de kleinkinderen te geven als die goed luisterden of een mooie tekening maakten. We vroegen toen of een ballon dezelfde betekenis zou kunnen hebben. Dat leek een goede oplossing. Je moet alternatieven bieden, niet zeggen dat iets niet meer mag, maar samen zoeken naar een andere optie."