Twee derde van de Nederlanders, 66 procent, vindt dat er een maximum moet komen aan topsalarissen. Dat blijkt uit een enquête die Ipsos hield in opdracht van Nieuwsuur. Dat maximum moet 185.000 euro per jaar zijn, vindt 57 procent. Dat komt neer op vijf keer een modaal jaarsalaris.
Ook is zo'n 62 procent van de respondenten van mening dat grote bedrijven te veel invloed hebben op de politieke besluitvorming. En bijna de helft vindt dat topmensen in het bedrijfsleven vaker publiekelijk voor hun mening moeten uitkomen in maatschappelijke en politieke discussies.
Nieuwsuur peilde de stemming omdat de relatie tussen de top van het Nederlandse bedrijfsleven aan de ene kant en de samenleving en de politiek aan de andere kant niet bepaald warm is te noemen. Een aantal kwesties heeft het imago van de zakenwereld geen goed gedaan.
Zo kwam ING dit jaar al twee keer negatief in het nieuws. Eerst over de omstreden voorgenomen salarisverhoging van topman Ralph Hamers. Hij zou er vijftig procent op vooruit gaan, naar een salaris van ruim drie miljoen euro. Het voorstel leidde tot veel ophef in de samenleving en bij de politiek.
Onder druk van buitenaf trok ING het voorstel uiteindelijk weer in. "De raad van commissarissen heeft de publieke reactie in Nederland onderschat in deze gevoelige kwestie", zei Jeroen van der Veer, president-commissaris van de ING.
Na de salaris-rel, volgde de witwasaffaire. Weer bij ING. Tussen 2010 en 2016 misbruikten klanten hun rekening bij de bank voor het witwassen van honderden miljoenen euro's. Volgens het Openbaar Ministerie deed ING onvoldoende om witwaspraktijken te voorkomen.
Daarop trof de bank de hoogste schikking ooit met justitie in Nederland: 775 miljoen euro. Weer klonk er kritiek vanuit de maatschappij en politiek. "Ik vind dit buitengewoon ernstig. Dit raakt opnieuw aan het vertrouwen in de financiële sector", zei minister Wopke Hoekstra van Financiën.
Nauwe banden
Daarbovenop kwam nog de kwestie rondom het afschaffen van de dividendbelasting. Het kabinet wilde de dividendbelasting afschaffen omdat die een rol zou spelen bij de keuze van bedrijven om wel of niet voor Nederland te kiezen. De premier kreeg weinig steun voor de maatregel: de oppositie reageerde fel en top-economen waren kritisch.
Nadat Unilever besloot zijn hoofdkantoor toch niet naar Rotterdam te verhuizen, zag het kabinet na een heroverweging definitief af van het afschaffen van de dividendbelasting. Vanuit de samenleving volgde verontwaardiging omdat de beslissing de nauwe banden tussen het kabinet en het bedrijfsleven blootlegde.