Rusland en Syrië laten 'getuigen' verklaren over mogelijke gifgasaanval
Op een persconferentie in Den Haag hebben Rusland en Syrië naar eigen zeggen ooggetuigen uit de Syrische stad Douma aan het woord gelaten, die hebben verklaard dat er op 7 april geen gifgasaanval is geweest. De videobeelden van de slachtoffers zouden in scène zijn gezet door de hulpverleningsorganisatie Witte Helmen, die in gebieden van de oppositie actief is en door het Westen wordt gesteund.
Onder de getuigen waren een jongen, de 11-jarige Hassan die op de beruchte video te zien is, en zijn vader. Zij verklaarden dat zij die dag uit hun schuilplaats moesten komen en opdracht kregen naar het ziekenhuis te gaan.
Daar kreeg de jongen water in zijn gezicht gesmeten, zonder dat hen verteld was waarom. Pas later kwamen ze erachter dat het allemaal nep was. Niemand is vergiftigd en iedereen is gezond, zei de vader.
Daarna kwam een hulpverlener aan het woord die op de spoedeisendehulpafdeling van het ziekenhuis in Douma zou werken. Hij zei dat die dag mensen met ademhalingsmoeilijkheden waren binnengebracht, maar dat zou een gevolg zijn geweest van rook en stof na een bombardement.
Om 19.00 uur kwam er iemand binnen die van de Witte Helmen zou zijn. Hij riep dat er chemische wapens waren gebruikt. Onbekenden zorgden daarna voor chaos op de afdeling en gooiden water op mensen. De hulpverlener en zijn collega's hadden geen symptomen gezien die op het gebruik van chemische wapens wezen. Hij zei dat alle patiënten na behandeling naar huis konden en dat er geen complicaties waren.
Een stunt
De beelden van de mogelijke gifgasaanval op het ziekenhuis van Douma schokten de wereld. Het Westen gaf het Syrische leger de schuld. Een week later vuurden de VS, Frankrijk en Groot-Brittannië kruisraketten af op drie doelen in Syrië.
Rusland en Syrië verwijten deze landen dat ze de resultaten van het OPCW-onderzoek, dat nog gaande is, niet hebben afgewacht. De OPCW distantieerde zich van de persconferentie. Het adviseerde de Russen en Syriërs de uitkomsten van het onderzoek af te wachten.
De Britse ambassadeur deed de persconferentie bij voorbaat af als een "stunt" van Rusland en Syrië. De OPCW is geen theater, zei hij. "Dit is weer een poging van de Russen om het werk van de OPCW te ondermijnen." Behalve de Britten weigerden ook de Fransen en de Amerikanen de Russische presentatie bij te wonen.
In een gezamenlijke verklaring met andere westerse landen herhalen de drie dat het onomstotelijk vaststaat dat er op 7 april in Douma chemische wapens zijn ingezet. Medische hulpverleners zouden sporen daarvan bij slachtoffers hebben gevonden. De wereldgezondheidsorganisatie WHO hoorde van medici ter plaatse dat zo'n 500 mannen, vrouwen en kinderen in ziekenhuizen zijn opgenomen. Die zouden aandoeningen aan de slijmvliezen en het zenuwstelsel en ademhalingsmoeilijkheden hebben gehad.
De ondertekenaars zeggen erop te vertrouwen dat de OPCW-onderzoekers tot dezelfde conclusie komen. Rusland en Syrië verwachten dat het OPCW-onderzoek hun versie van de gebeurtenissen onderschrijft.
Het is belangrijk het achterliggende doel van de door Rusland en Syrië opgezette persconferentie in het achterhoofd te houden. De VS, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zagen in de mogelijke gifgasaanval een rechtvaardiging voor de bombardementen op militaire doelen in Syrië.
Als dus zou blijken dat er geen gifgasaanval is geweest, dan blijft er van het hoofdargument voor de vergeldingsaanval van het Westen niets over, hoewel in het verleden al meerdere keren is aangetoond dat het Syrische regime chloor- en saringas heeft ingezet tijdens de burgeroorlog. Daarom proberen de militaire bondgenoten Poetin en Assad nu de videobeelden van de nasleep van de chemische aanval in diskrediet te brengen.
Wie zijn de Witte Helmen?
Die beelden zijn inderdaad gemaakt door de zogenoemde Witte Helmen van hulporganisatie Syria Civil Defence. "Een vrijwilligersorganisatie die klein is begonnen aan het begin van de burgeroorlog en met Westers geld is geprofessionaliseerd", zegt Midden-Oostencorrespondent Marcel van der Steen.
De reddingswerkers opereren vanuit oppositiegebieden. Ze verlenen eerste hulp in gebieden waar het regime van Assad en zijn bondgenoten luchtaanvallen uitvoeren. "Tegelijkertijd is het ook een organisatie die zich heel bewust is van de kracht van social media", zegt Van der Steen.
Op hun Witte Helmen dragen de hulpverleners camera's. Met het beeldmateriaal van de oorlog hebben ze een Oscar gewonnen in de categorie beste korte documentaire. De Witte Helmen waren in 2016 ook genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede.
Toch is er ook veel kritiek op de groep. Ze zouden een gekleurd beeld van de oorlog geven. Een ander punt heeft te maken met de lappendeken van oppositiepartijen in Syrië. Het anti-Assad-kamp is verdeeld in talloze groepen, sommige gematigd en andere juist gelieerd aan extremistische partijen als IS en Al-Quaida. "En die lappendeken zie je ook terug onder leden van de Witte Helmen", zegt Van der Steen.
OPCW-onderzoek afwachten
Zowel de Witte Helmen als de door Syrië en Rusland aangestuurde getuigen op de persconferentie vandaag hanteren dus in meer of mindere mate een politieke agenda. Rechtsdeskundigen hameren er dan ook op dat alleen een onafhankelijk onderzoek tot een objectieve conclusie kan komen. En dat wordt in dit geval uitgevoerd door de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) in Den Haag.
De OPCW is sinds afgelopen weekend bezig met het onderzoek. De organisatie zal naar verwachting binnen enkele weken vaststellen of er inderdaad gifgas is gebruikt. De OPCW doet overigens geen uitspraken over de verantwoordelijken. Het onderzoek richt zich alleen op de vraag of er chemische aanval is geweest of niet.