Twaalf procent van de sporters heeft als kind ten minste een ervaring met seksueel grensoverschrijdend gedrag, dat is één op de acht. Vier procent zegt te maken te hebben gehad met aanranding en verkrachting.
De leeftijd waarop de eerste ervaring met seksuele intimidatie en misbruik plaatshad, ligt bij driekwart van de gevallen onder de zestien jaar. Medesporters worden in 44 procent van de gevallen als pleger genoemd.
Dat concludeert een onderzoekscommissie vandaag onder leiding van oud-minister Klaas de Vries, die sinds mei namens de sportkoepel NOC*NSF onderzoek deed naar de aard en omvang van seksueel misbruik in de sport.
Niet op zoek
Ondanks het grote aantal mensen om wie het gaat, hebben maar 103 sporters zich gemeld hebben bij de commissie. Dat aantal meldingen blijft ver achter bij het werkelijke grensoverschrijdend gedrag.
De Vries: "We vonden dat slachtoffers het recht hadden niet door ons lastig te worden gevallen, maar zélf naar ons toe konden komen. We hebben van de openbare bronnen kennis genomen en dat leidt tot verwerking in het rapport. Sporters moesten bij ons komen, wij gingen niet op zoek."
"En vooraanstaande sporters zijn bij ons gekomen", zegt De Vries. "Maar ze wilden niet het hele verhaal nog een keer vertellen. Dus uit respect voor de slachtoffers hebben we geen druk op ze uitgeoefend om zich te melden."
Pas toen ik onlangs per toeval de secretaris van de commissie tegenkwam, vertelde hij mij dat ze mijn verhaal zouden gebruiken in dit rapport.
Zwemster Ela Hutten, die van haar twaalfde tot haar veertiende werd aangerand en verkracht door de coach die haar naar de top zou brengen, heeft een andere ervaring. Haar moeder stuurde de commissie een manuscript met daarin het uitgebreide verhaal van haar dochter, die onder meer beschrijft hoe het jaren duurde voordat de dader werd veroordeeld.
Er komt geen antwoord of uitnodiging om te komen praten. Volgens de commissie omdat ze haar contactgegevens niet hebben. Zo hoort de commissie ook niet dat de mogelijke dader nog altijd actief is binnen de zwemwereld.
"Nadat we het manuscript van mijn boek hadden verzonden, hoorden we niks meer van de commissie. Pas toen ik onlangs per toeval de secretaris van de commissie tegenkwam, vertelde hij mij dat ze mijn verhaal zouden gebruiken in dit rapport. Nooit was daarover gebeld."
Meldplicht is één. Maar wat gebeurt er daarna? Waar komen die meldingen terecht?
Ook Marjan Olfers, hoogleraar sport en recht, is niet te spreken hoe zij is behandeld door de commissie-De Vries. Zij bracht voor de onderzoekscommissie de juridische structuur van de sportwereld in kaart.
"Ik ben niet gekend in de onderzoeksopzet, niet in de onderzoeksmethode, niet in de aanbevelingen en conclusies", zegt Olfers vandaag in de Volkskrant. "Ik heb zelfs geen conceptrapportage gezien. Alleen de onderzoekscommissie kan verantwoordelijkheid nemen voor de uiteindelijke rapportage."
Vertrouwen is voor slachtoffers van misbruik van enorm belang, weet Olfers. "Dat is een van de elementaire onderdelen die nu mist."
De onderzoekscommissie komt vandaag met veertig aanbevelingen en vindt onder meer dat er een meldingsplicht moet komen voor sportclubs bij seksueel wangedrag, zoals die ook bestaat in het onderwijs. Voor Olfers is het een weinig praktische aanbeveling.
"Meldplicht is één. Maar wat gebeurt er daarna? Waar komen die meldingen terecht? Hoe gaat dat? En vanuit het perspectief van slachtoffers, hoe ga je daar mee om? De aanbeveling is niet concreet", aldus Olfers.
Ik heb mijn mond open gedaan en dat was dapper. Maar er is niemand vanuit de wielerbond naar me toe gekomen.
De Commissie-De Vries pleit verder voor een stevigere rol van professionals bij de opvang en ondersteuning van slachtoffers. Zodat er aandacht is voor de emotionele kant van het verhaal van een melder. Zodra slachtoffers hun verhaal te vertellen, willen ze zich gehoord en erkend voelen.
"Er moet worden gekeken naar wat mensen echt nodig hebben. De hulp moet meer op maat", vindt oud-wielrenster Petra de Bruin.
De Bruin was erg teleurgesteld in de sportwereld. Toen ze een jaar geleden naar buiten kwam met haar verhaal, had ze gehoopt op begrip en erkenning voor wat haar is overkomen. Maar ze ervaart, vooral vanuit de sportwereld, totaal geen steun.
"Ik heb mijn mond open gedaan en dat was dapper. Maar er is niemand vanuit de wielerbond naar me toe gekomen. Vanuit NOC*NSF ook nul. Dat vreet aan me. Van die partijen zou ik juist graag erkenning willen. Gewoon, even een belletje", zei ze gisteravond in Nieuwsuur.
Juist omdat de onderlinge verbanden in een sportvereniging stevig zijn, ervaren slachtoffers vaak weinig steun uit hun omgeving. Opdrachtgever NOC*NSF wil slachtoffers beter ondersteunen en gaat met Slachtofferhulp, politie, Openbaar Ministerie, clubs en bonden afspreken hoe de aanbevelingen van de commissie kunnen worden gerealiseerd.
Doofpot
In het rapport wordt ook gesproken over een fonds van NOC*NSF, dan wel een sportbond, waaruit slachtoffers die zich melden een financiële tegemoetkoming voor ondervonden schade zouden kunnen krijgen.
"Dit zou vooral moeten worden overwogen als binnen een bepaalde vereniging of bond een groot aantal meldingen van seksuele misdrijven wordt geconstateerd. Dat zou namelijk een indicatie kunnen zijn dat men binnen die vereniging of bond niet voldoende heeft gedaan om door preventie of repressie seksuele misdrijven te voorkomen", staat in het rapport.
Verder kan het Vertrouwenspunt Sport, dat is ingesteld door NOC*NSF en eerder werd vergeleken met een doofpot, volgens de commissie op de schop. Het is onduidelijk wat er met meldingen van misbruik gebeurt. De Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen pleit vandaag voor de aanstelling van Vertrouwensinspecteurs Sport en een verplichte vertrouwenspersoon bij clubs boven de 50 deelnemers.