Dat het gisteren zo fout is gegaan in Syrië, er werd een hulpkonvooi gebombardeerd, snapt Ad Beljaars van het Rode Kruis niet. "Ook degenen die het konvooi aanvielen, moeten geweten hebben dat het transport van hulpgoederen plaatsvond."
Ad (59) werkt al sinds zijn 27ste bij het Rode Kruis. Tijdens de burgeroorlog in Libanon reed hij jaren mee in hulpkonvooien. Nu coördineert hij hulp in Libanon, de Palestijnse gebieden en Zuid-Sudan. "Konvooien gaan pas rijden als er afspraken zijn gemaakt met alle strijdende partijen."
"Iedereen ziet dat dit een konvooi van het Rode Kruis of de Halve Maan is. We rijden met duidelijk gemarkeerde vrachtwagens en alleen overdag. 's Nachts is het te gevaarlijk."
Hulpgoederen vervoeren in oorlogsgebieden brengt veel risico met zich mee, weet Ad. "Je rijdt door oorlogsgebied. Het ene moment is het rustig, het andere moment laaien de gevechten weer op." De strijdende partijen zijn onvoorspelbaar en ook situaties kunnen elk moment veranderen.
En juist daarom worden er duidelijke afspraken gemaakt met alle partijen. Je moet van alle strijdende partijen toestemming krijgen om voorbij een checkpoint te rijden en je moet ervan verzekerd zijn dat er niet op je geschoten wordt. "Bij zo'n oorlog als in Syrië moet je al snel afspraken maken met zes tot tien partijen."
Vrachtwagen beschoten
En dan is het nog de vraag of iedereen zich daaraan houdt. "Je hebt misschien wel een afspraak gemaakt met een generaal, maar weten soldaten aan het front dat ook?" Lang niet altijd, weet Ad uit ervaring. "Er is wel eens een vrachtwagen beschoten en vaak genoeg kunnen we niet zomaar voorbij een checkpoint rijden, terwijl we dat wel hebben afgesproken."
"Je rijdt met een konvooi met daarin tientallen voertuigen, met in totaal vijftig tot honderd mensen aan boord, die kun je niet opeens omdraaien. Stopzetten is ook levensgevaarlijk. Het is er oorlog, voedsel en water zijn schaars, mensen proberen wel eens een vrachtwagen te overvallen." En Ad weet: je moet in colonne blijven rijden,
Geen levenslange carrière
Ad legt uit dat hulpgoederen vervoeren en in oorloggebied hulp bieden geen levenslange carrière is. "Onderweg zie je alle aspecten van oorlog voorbijkomen. Soms wordt er gevochten, je ziet lijken langs de kant van de weg liggen en je komt soms gewonden tegen die je niet kunt helpen. Dat doet wat met je."
Daarom krijgen medewerkers psychische en sociale zorg. "Dat is vaak nodig ook. En er werken vaak jongeren bij het Rode Kruis en de Halve Maan. Syriërs die bijvoorbeeld helpen op de ambulance zijn gemiddeld 26 jaar."
Eerder spraken wij Ibrahim. Hij is na een bombardement vaak als eerste ter plekke. Loodzwaar, maar soms is er hoop:
Op de ambulance rijden is nog gevaarlijker dan op een vrachtwagen, zegt Ad. "Een konvooi kun je plannen. Ambulancebroeders begeven zich vaak in een actief oorlogsgebied." Omdat het zo gevaarlijk is, vertellen veel jongeren vaak niet aan hun ouders wat ze precies gaan doen, of waar. "Anders zouden ze hun kinderen proberen tegen te houden."
Dat ouders zich zorgen maken, is natuurlijk niet zonder reden, legt Ad uit. "Er zijn hulpverleners van het Rode Kruis omgekomen of gewond geraakt tijdens hun werk." Ook worden er nog hulpverleners vermist, of zijn gekidnapt. "En dat terwijl strijdende partijen volgens het oorlogsrecht te allen tijde hulp moeten toestaan en zich aan de afspraken moeten houden."