Minister gaat om juridische redenen in cassatie in zaak onrechtmatige adoptie
De Staat gaat in cassatie in de zaak van een vrouw die in 1992 is geadopteerd uit Sri Lanka.
De vrouw, Dilani Butink, spande de zaak tegen de overheid aan omdat ze door misstanden bij de adoptie nooit heeft kunnen achterhalen wie haar biologische ouders zijn. Ze werd afgelopen zomer door het gerechtshof in het gelijk gesteld.
Minister Weerwind voor Rechtsbescherming schrijft nu aan de Kamer dat hij na veel wikken en wegen heeft besloten in cassatie te gaan bij de Hoge Raad. Niet omdat hij het inhoudelijk oneens is met het oordeel van het hof, maar omdat de uitspraak "een aantal principiële rechtsvragen oproept" over de aansprakelijkheid van de Staat in individuele gevallen.
"Dat was geen gemakkelijke beslissing", schrijft Weerwind. "Ik besef dat het besluit om cassatie in te stellen wrang zal zijn voor mevrouw Butink, nu zij na jarenlang procederen door het hof in het gelijk is gesteld." Hij heeft haar via haar advocaat uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek om zijn beweegredenen uit te leggen.
Erkenning en excuses
De kwestie sleepte zich jarenlang voort. Aanvankelijk werd de rechtszaak helemaal niet behandeld, omdat de zaak verjaard was. Nadat een onderzoekscommissie onder leiding van Tjibbe Joustra vorig jaar een snoeihard oordeel had geveld over de gang van zaken rond adopties uit het buitenland en de rol van de overheid daarbij, besloot het kabinet dat het zich niet meer zou beroepen op de verjaringstermijn in dit soort zaken.
Toenmalig minister Dekker schortte alle adopties op, en bood excuses aan aan Butink. Hij erkende dat de overheid tekort is geschoten. Zijn opvolger Weerwind schrijft nu aan de Kamer dat hij niets afdoet aan die erkenning en excuses.
Maar hij ziet zich toch genoodzaakt de hoogste rechter een oordeel te vragen, "omdat de uitspraak van het hof op bepaalde punten niet in lijn is met vaste jurisprudentie van de Hoge Raad." Het gaat dan vooral om de vraag hoe ver de verantwoordelijkheid van de Staat in die tijd ging bij het toezicht op adoptieorganisaties.
Het antwoord op die vraag is belangrijk voor het vaststellen van de juridische aansprakelijkheid, denkt Weerwind.