Staat op de vingers getikt in adoptiezaak Sri Lanka
De Nederlandse staat en een adoptiebureau hadden beter moeten controleren op misstanden bij de adoptie van Dilani Butink uit Sri Lanka in 1992. Dat oordeelt het gerechtshof in Den Haag in het hoger beroep in de zaak. In 2020 werd de zaak niet inhoudelijk behandeld omdat hij was verjaard.
Maar de staat wilde zich niet langer beroepen op deze verjaringstermijn, na een snoeihard rapport van de commissie-Joustra over ernstige misstanden bij adopties uit het buitenland. Daarom kon de zaak nu wel inhoudelijk worden behandeld. Ook oordeelde de rechter dat het niet aanvaardbaar is dat de bemiddelingsorganisatie zich nog wel beroept op verjaring.
Butink sleepte als eerste geadopteerde de Nederlandse overheid voor de rechter, omdat ze vindt dat die meer had moeten doen om frauduleuze adopties te voorkomen. Volgens de vrouw zijn haar geboortepapieren in Sri Lanka vervalst, waardoor het voor haar onmogelijk is haar biologische ouders op te sporen.
"Deze uitspraak betekent enorm veel voor me", zegt Butink in een eerste reactie tegen de NOS. "Dit is de erkenning waar ik op uit was."
Ook voor andere geadopteerden uit Sri Lanka kan de uitspraak van belang zijn, legt de advocaat van Butink, Lisa-Marie Komp uit. "Ze zullen wel altijd zelf een zaak moeten aanspannen omdat individuele omstandigheden altijd van belang zijn, maar de argumenten van het hof waren breder. De staat had niet langer moeten vertrouwen op de controle door de Sri Lankaanse overheid."
Beter controleren
Bij de adoptie van Butink hadden de Staat en het adoptiebureau vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid méér kunnen en moeten doen om onzekerheid over de afkomst en de omstandigheden rond de adoptie te voorkomen, oordeelde de rechter. Ze hebben te zeer vertrouwd op de controle door de Sri Lankaanse autoriteiten. Zeker omdat er destijds al signalen waren over structurele misstanden bij adoptie uit Sri Lanka.
Butink werd geboren in Sri Lanka. Toen ze terugging naar haar geboorteland ontdekte ze dat het documentnummer op haar geboortepapieren toebehoort aan een ander kind. Ook zouden haar ouders eigenlijk een jongetje ophalen in Sri Lanka, maar dat kind bleek bij aankomst niet meer beschikbaar. Een tussenpersoon regelde daarop dat Butink geadopteerd kon worden.
'Babyfarms' en nepmoeders
Het verhaal van Butink staat niet op zich. De Sri Lankaanse overheid erkende eerder tegenover televisieprogramma Zembla dat er in de jaren tachtig 'babyfarms' waren in Sri Lanka, waar vrouwen zwanger werden gemaakt om te kunnen voldoen aan de vraag naar adoptie. Ook werden bij adopties in het ziekenhuis nepmoeders ingezet die zogenaamd vrijwillig een kind afstonden, terwijl het niet hun eigen kind was.
Met deze uitspraak kan Butink een nieuwe civiele procedure beginnen om haar schadeloos te stellen voor de kosten die ze heeft gemaakt in de zoektocht naar haar biologische ouders. Ook wil Butink graag dat er een dna-databank opricht wordt voor geadopteerden uit Sri Lanka.
Begin vorig jaar, na het rapport van de commissie Joustra, zijn interlandelijke adopties stilgelegd. In de toekomst moeten adopties uit het buitenland weer mogelijk worden, maar niet meer via bemiddelingsbureaus. Wie een kind wil adopteren, kan dat alleen nog doen via een nieuw op te richten overheidsorganisatie.