Archeologen niet blij met droge rivieren: 'Veel erfgoed verdwijnt'
Lambert Teuwissen
redacteur Online
Lambert Teuwissen
redacteur Online
De rivieren van Europa geven hun schatten prijs door de droogte. Wrakken uit de Tweede Wereldoorlog. 'Hongerstenen' die herinneren aan eerdere watertekorten. Een Fries oerbos. Zelfs een prehistorische steencirkel als Stonehenge, normaal verborgen in een Spaans reservoir.
Een buitenkansje voor archeologen, zou je denken, maar zij zien de vondsten liever onder water liggen, beschermd tegen verval. Bovendien voltrekt zich in de bodem onder onze voeten ongezien een nog grotere ramp.
"Het is interessant als nieuwe vondsten als schepen tevoorschijn komen die anders misschien gemist waren, maar zodra ze droog staan, gaan die schepen heel snel achteruit", verklaart maritiem archeoloog André van Holk van Batavialand. "Zolang die schepen onder water liggen, zijn ze namelijk redelijk goed beschermd en komt er geen zuurstof bij."
"Je moet je realiseren dat er nu ontzettend veel erfgoed zwaar wordt bedreigd door droogte", beaamt Martijn Manders van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, tevens hoogleraar maritieme cultureel erfgoed management in Leiden. "We vinden dingen, maar veel vinden we ook niet en dat verdwijnt zonder gezien te worden."
Manders is zelf net terug van een opgraving in Noordoost-Duitsland, waar hij in een veengebied een 3300 jaar oud slagveld uit de Bronstijd onderzocht met studenten. Enthousiast spreekt hij over de vondsten daar, van bronzen zwaarden en pijlen tot de slachtoffers zelf, gedood door pijlen of vanwege een ingeslagen schedel.
"Het ligt nu nog redelijk beschermd door een laag veen, maar sinds de jaren 70 is daarvan ongeveer de helft verdwenen. Dat gaat ontzettend snel."
Manders kent hetzelfde proces uit de Flevopolder, waar archeologen geregeld scheepswrakken opgraven. Als het grondwaterpeil zakt, zet het verval in. "Als de natte klei uitdroogt, gaat het inklinken. Scheepswrakken die daar liggen, verkruimelen als ze niet goed zijn beschermd."
Toch haast geen van beiden zich naar de rivier bij de melding van een vondst. Op dat moment staat een archeoloog namelijk al 1-0 achter. Bovendien is voor onderzoekers het verband tussen de vondst en zijn omgeving cruciaal. Manders: "De focus mag dan op individuele vondsten liggen, het materiaal eromheen vertelt het grotere verhaal. Daar moeten we dan ook onderzoek naar doen."
En er is helemaal niet voldoende capaciteit onder archeologen om daar telkens op stel en sprong tijd voor te maken. "Meteen ergens op springen is er niet bij", zegt Van Holk. "De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is ook al druk op de Waddenzee en andere plekken."
Manders ziet meer heil in langetermijnplanning. Zo heeft Nederland met waterprojecten als Ruimte voor de Rivier vaak ingezet op een tijdelijke overloop en het snel afvoeren van water, maar moet er nu ook gekeken worden naar het vasthouden ervan. "Dat moet niet alleen zichtbaar gebeuren in plassen en uiterwaarden, maar vooral ook in meer verzadigde grond, met in sommige gebieden een hogere grondwaterspiegel. Als buffer tegen de droogte."
"Decennia waren de meeste archeologen niet geïnteresseerd in de bodem direct naast de rivier, maar ze zijn juist zeer nauw verbonden aan onze beschaving. Of het nu gaat om gevechten bij rivieren - van de Romeinse Limes tot de Tachtigjarige Oorlog en Market Garden - of omdat rivieren de aderen van ons land waren waarover men alles vervoerde. Allemaal activiteiten waar sporen van terug te vinden zijn in die stukken in en om de rivier die nu zo worden bedreigd."
Een nachtmerrie vindt Manders dan ook de situatie in Frankrijk, waar sommige rivieren compleet zijn drooggevallen. "Dat is echt een apocalyptisch beeld. Ik hoop dat Nederland dat kan voorkomen."