Holocaust was 'afschrikwekkende vanzelfsprekendheid' op Wannseeconferentie
Lambert Teuwissen
redacteur Online
Lambert Teuwissen
redacteur Online
Alles was keurig geregeld. Vergadertafels met plek voor vijftien functionarissen en een stenograaf, netjes voorzien van naamkaartjes, een watertje en een potlood om aantekeningen te kunnen maken over dat ene agendapunt: "de eindoplossing van het Europese Jodenvraagstuk". Met lunch na afloop.
"Het angstaanjagende is hoe normaal de stemming was", zegt regisseur Matti Geschonneck over zijn film Die Wannseekonferenz, die vandaag in Nederland in première gaat. Het was 20 januari tachtig jaar geleden dat hoge functionarissen uit nazi-Duitsland in een villa bij Berlijn bijeenkwamen om de vernietiging van de Joden te stroomlijnen. Nog altijd is de vergadering van 1,5 uur (net iets korter dan de film) hét symbool van de planmatige moordlust van de nazi's.
"Ik heb anderhalf jaar nodig gehad om 'ja' te zeggen. Eigenlijk wilde ik het project afzeggen. Ik dacht dat ik niet in staat zou zijn een film te maken over deze onvoorstelbare, monsterlijke gebeurtenis", bekent Geschonneck. "Maar toen bedacht ik wat toon kon zijn: het moest als de bestuursvergadering van een onderneming worden. Zo kan het zijn geweest."
Auschwitz was nog geen vernietigingskamp toen de Wannseeconferentie werd gehouden. Wel was de opmars van de nazi's tegen Rusland uitgelopen op massaslachtingen onder Joden, zoals het bloedbad van Babi Jar. Dat ging over in systematische genocide in het veroverde gebied: in Chelmno deed men ervaring op met vergassing, Estland werd op de conferentie Judenfrei verklaard.
Tegen deze achtergrond moest de conferentie duidelijk maken dat de SS het voortouw zou nemen bij de uitvoering van Hitlers moordplannen. Vertegenwoordigers van de nazipartij, betrokken ministeries en het bestuur van de bezette gebieden kregen te verstaan dat ze moesten meewerken met de man die de vergadering had belegd, de meedogenloze Reinhard Heydrich.
"Ze wisten wat ze wilden 'oplossen', maar nog niet hoe dat precies moest gebeuren. Net zoals bij een productiebespreking van een bedrijf", schetst Geschonneck. "Maar er was ook een concurrentiestrijd. Dit ging ook over macht en bevoegdheden. Er stonden ook carrières op het spel."
Zo kibbelden de mannen gevoelloos over de verloren arbeidspotentie van de vermoorde Joden en wie hun eigendommen mocht roven, over wat er moest gebeuren met Joden uit andere landen of Joodse oorlogsveteranen. En er was een verwrongen humanitaire vraag of al het moorden niet onmenselijk zwaar op het gemoed van de daders zou drukken.
"Dit waren geen onbeschofte mensen, geen domkoppen. Het waren voornamelijk hoopopgeleide mensen, juristen en doctoren, vertegenwoordigers van de Pruisische bestuurselite", onderstreept Geschonneck. "Maar hier werd gewoon over gesproken, met een afschrikwekkende vanzelfsprekendheid."
Over de schuldigheid van deze Schreibtischmörder (bureaumoordenaars) is de regisseur dan ook kort. "Er waren daar twee SS'ers met daadwerkelijk bloed aan hun handen, Rudolf Lange en Karl Eberhard Schöngarth. Maar om nu te zeggen dat deze of gene meer schuld had? Ze waren het er in wezen allemaal precies over eens wat ze wilden bewerkstelligen."
Ik geloof dat de geschiedenis zich kan herhalen.
De film kan zo ook een spiegel voorhouden. "Ik geloof dat geschiedenis zich kan herhalen. Tijdens het filmen moest ik denken aan de oorlog in Joegoslavië. Dat was natuurlijk iets anders dan de massavernietiging van mensen, maar ook toen ging het over de uitsluiting van mensen, die op willekeur, haat en moord uitloopt. En dat begint altijd klein."