RIVM: 'We weten nog niet of de Braziliaanse variant zo veel besmettelijker is'
Alle relevante getallen in de coronacrisis zijn nog steeds hoog. En de nieuwe, waarschijnlijk nog weer besmettelijkere Braziliaanse P1-coronavariant is bezig zich hier te vestigen. Maar het was ook de week van gematigd optimisme waarin RIVM-baas Jaap van Dissel zei dat de piek in het aantal besmettingen nu ongeveer zou moeten zijn bereikt, het aantal ziekenhuis- en IC-opnames niet verder doorsteeg, en het kabinet een openingsplan presenteerde.
Over dat gematigde optimisme, de Braziliaanse coronavariant en het aanhoudende vaccinatiegedoe sprak de NOS met Jaap van Dissel, directeur van het Centrum voor Infectieziektenbestrijding (CIB) bij het RIVM, en Jacco Wallinga, hoofdmodelleur van het RIVM.
In het laatste OMT-advies staat dat die Braziliaanse variant naar schatting 49 procent besmettelijker is dan de klassieke variant. Bij de Britse variant was dat 33 procent. Toch lijkt die Braziliaanse variant zich trager te verspreiden dan de Britse.
Jacco Wallinga: "De getallen die je noemt zijn de hogere besmettelijkheid ten opzichte van de oorspronkelijke variant. De Britse variant moest zich ten opzichte daarvan invechten. Dat ging snel vanwege zijn veel grotere besmettelijkheid. Die Braziliaanse P1-variant moet de nu veruit dominante Britse variant verdringen. Het verschil in besmettelijkheid met die Britse variant bepaalt hoe snel dat gaat, en dat verschil is niet zo groot."
Gaat de Braziliaanse variant uiteindelijk de Britse variant verdringen?
Wallinga: "De Braziliaanse variant lijkt zo'n 16 procent besmettelijker dan de Britse. Maar de aantallen zijn nog zeer klein en feitelijk zijn we er niet zo zeker van of die Braziliaanse variant wel zo veel besmettelijker is. Eigenlijk is onze grootste vraag of de Braziliaanse variant de Britse wel kan en gaat verdringen. Dat zou kunnen gebeuren als die P1-variant toch wat besmettelijker is, maar dat is dus nog onzeker."
Vaccins zouden minder goed werken tegen deze Braziliaanse P1-variant?
Wallinga: "Iedereen is wel een beetje bang dat de immuniteit door een eerdere natuurlijke infectie of door vaccinatie wat minder goed werkt tegen deze Braziliaanse variant. Als dat zo is, dan kan die zich verder verspreiden. Onze prognose gaat ervan uit dat de Braziliaanse variant zich net zo gedraagt als andere varianten. Vandaar dus dat toename zo rustig gaat. We moeten nog zien of de Braziliaanse variant echt zo heel veel meer mensen kan besmetten die al immuun zijn."
Deze variant is opgedoken in Manaus, een gebied in Brazilië waar zich toen al een uitgebreide uitbraak van andere virusvarianten had voorgedaan. Is er intussen al onderzoek over gepubliceerd?
Jaap van Dissel: "Science heeft er net een artikel over gepubliceerd. Dat stelt dat deze variant vermoedelijk wat besmettelijker is. In Nederland moet dat nog blijken, omdat we die hier nog maar weinig hebben aangetroffen. Dat artikel gaat ook in op de vraag of een doorgemaakte infectie met de klassieke of de Britse variant kruisbescherming geeft tegen deze Braziliaanse variant. Het komt erop neer dat de auteurs verwachten dat in zo'n 55-80 procent van de gevallen die bescherming er zal zijn. De vraag is dan: beschermt het tegen ziekte, tegen ziekenhuisopnames of tegen IC-opnames? Als het voldoende beschermt tegen ziekenhuisopnames en de ziekte beperkt blijft tot een soort griepachtig beeld, dan hoef je daar niet geweldig veel last van te krijgen."
Het nieuwste OMT-advies eindigt met een opmerkelijke passage over het belang van snelheid bij vaccineren. Ik lees daar dat de beoordelingen door de EMA van mogelijke bijwerkingen van de vaccins van AstraZeneca en Janssen veel te lang duren, en de vaccinaties te veel vertragen.
Van Dissel: "Dat is niet helemaal zoals we het bedoeld hebben. In het algemeen zie je dat er binnen Europa verschillend op gereageerd wordt. Wij denken dat het bij de communicatie over hoe dit soort problemen worden aangepakt het mooiste zou zijn als er een soort Europese grootste gemene deler zou zijn. Zodat je verwarring in de communicatie erover kan voorkomen. Europa heeft de EMA en met name de PRAC, de Europese beoordelaar van bijwerkingen, in het leven geroepen om met alle expertise die in heel Europa aanwezig is mogelijke bijwerkingen te beoordelen. Wij doen eigenlijk een oproep om dat proces te verbeteren. Daar zou iedereen voordeel bij hebben."
Eigenlijk zegt u: we hebben de EMA en de PRAC, daar zit de expertise over bijwerkingen, luister dan ook naar hun oordeel.
Van Dissel: "Ja, maar maak dan ook mogelijk dat er snel gereageerd kan worden. Wij vermoeden dat landen best willen luisteren naar de EMA, maar er moet dan wel een mechanisme zijn waardoor je heel snel advies kan krijgen. Een week kan echt al te lang zijn. Het is vooral de vertraging die in dat beoordelingsproces optreedt die maakt dat landen zelf besluiten nemen. Dat geldt voor Nederland, maar ook voor Denemarken, Duitsland of Engeland. Ik kan me goed voorstellen dat het verwarrend overkomt. Het ene land doet wat anders dan het andere. Ik denk dat we er heel erg bij gebaat zouden zijn als we meer gebruik maken van de Europese gremia. En ook sneller."
Is er niet overdreven gereageerd op de ernstige bijwerking van AstraZeneca en de mogelijke bijwerking van het Janssen-vaccin?
Van Dissel: "Dat is echt een afweging van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen en de Gezondheidsraad. Daar zit heel veel expertise en men reageert snel. Zo'n afweging hangt af van de balans tussen de werkzaamheid en het risico op eventuele bijwerkingen in bepaalde leeftijdsgroepen, maar ook van omstandigheden zoals de beschikbaarheid van alternatieven. Dat soort dingen zorgt ervoor dat de aanpak van landen kan verschillen. Nog eens, en daar vraagt het OMT aandacht voor, als de EMA sneller zou opereren, dan zou dat echt helpen om zo'n aanpak zo veel als mogelijk is Europees te harmoniseren."
Deze week kondigde het kabinet een stappenplan aan om het land langzaamaan te heropenen, mits de cijfers het toelaten. Is dat niet een erg optimistisch plan in de huidige situatie?
Van Dissel: "Ik heb aan de persconferentie vooral overgehouden dat er frequent gekeken gaat worden of versoepelingen mogelijk zijn zonder risico op een belangrijke toename van de druk op de zorg en de ziekenhuisopnames. En daar gaan wij ons wekelijks mee bezighouden."
Wallinga: "De laatste prognose kent nog steeds veel onzekerheden, maar het lijkt alsof we een piek bereikt hebben. Het hoogste aantal meldingen van besmettingen is van 27 maart, het hoogste aantal ziekenhuisopnames van 29 maart en het hoogste aantal IC-opnames van 2 april. Het ziet eruit alsof we nu een plateau of een piek bereikt hebben, maar zeker weten doe je dat pas als een daling inzet. Als het zo is, dan is dat een meevaller voor de ziekenhuizen. Dan schieten we niet door naar code zwart en gaat het allemaal net lukken. Vervolgens is de vraag hoe het gaat als we langzaam versoepelen. Positief is dat de ziekenhuis- en IC-opnames niet maar door blijven stijgen. Aan de andere kant is de situatie zo dat er maar weinig ruimte is om het land in hoog tempo te heropenen."