RIVM: 'Oplopend aantal besmettingen betekent niet per se meer ziekenhuisopnames'
In hun laatste persconferentie over het coronabeleid, ruim een week voor de verkiezingen lieten demissionair premier Rutte en minister Hugo de Jonge enkele harde voorwaarden voor versoepeling van de maatregelen vallen. In de woorden van De Jonge: "als het lukt om het R-getal rond de 1 te houden en als het lukt om de ziekenhuizen niet veel verder te belasten, dan zijn rond Pasen weer verdere versoepelingen mogelijk".
Opeens hoefde 'de R', het getal dat aangeeft hoeveel mensen besmet worden door één besmet persoon, niet meer ruim onder de 1 te zakken. En het aantal ziekenhuisopnames mocht zelfs best nog licht stijgen zonder dat versoepelingen in het gedrang komen.
Hoe kijkt Jaap van Dissel, de belangrijkste adviseur van de regering op virusgebied, naar die uitspraken?
En wat vinden Van Dissel en RIVM-hoofdmodelleur Jacco Wallinga van de kritiek uit wetenschappelijke hoek op het vermeende gebrek aan transparantie over de gebruikte rekenmodellen?
Dinsdag bleek dat de R licht is gestegen naar 1,06, de ziekenhuisopnames en IC-opnames gaan weer omhoog. Bent u het eens met de analyse van Rutte en De Jonge dat er versoepelingen mogelijk zijn met een R van rond de 1 en eventueel iets meer ziekenhuisopnames?
Van Dissel: "Er zijn een aantal omstandigheden genoemd, die ook eerder in het OMT gesuggereerd zijn, die eigenlijk een duiding van de epidemiologie zijn. Of we daar nog aan voldoen zal in de OMT-vergadering (gisteren, red.) blijken. Maar als de R-waarde onder de 1 is of als we verwachten dat die R onder de 1 komt, dan is er natuurlijk een heel andere situatie dan wanneer die R boven de 1 is. Hoe dat precies uitpakt weten we als we nieuwe berekeningen van Jacco en zijn groep hebben."
In de OMT-vergadering van vrijdag 19 maart werd bekend dat de R-waarde is opgelopen naar 1,13.
Welke rol speelt het stijgende aantal besmettingen?
Van Dissel: "Het is ingewikkeld om de getallen zonder meer te duiden. We hebben mensen die getest worden vanwege klachten en van wie een deel positief is. We hebben mensen die op de vijfde dag van hun quarantaine getest worden, maar geen klachten hebben. Er is een forse toename van het aantal kinderen dat getest wordt. Kinderen testen minder vaak positief, maar ze dragen wel bij aan het totaal aantal testen en ook aan het aantal positieve testen. Dus de verschuiving in de hoeveelheid testen en het percentage positieve testen vragen om meer duiding dan alleen maar vaststellen dat de lijn omhoog loopt."
Die extra besmettingen hoeven zich niet per se een-op-een te vertalen in extra ziekenhuisopnames?
Van Dissel: "Dat is een van de elementen die duiding behoeven. In de relatie tussen testen, positieve meldingen en ziekenhuisopnames zit een bepaalde dynamiek die onder meer weerspiegelt dat meer jongeren getest worden. Verder speelt mee dat sommige huisartsen meer zorg thuis geven. Dat past in het streven om meer patiënten langer thuis te behandelen, ook met zuurstof en medicatie. Dat beïnvloedt allemaal de belasting van de ziekenhuiszorg."
Zijn de signaalwaarden die aangeven wanneer versoepelingen mogelijk zijn, dan achterhaald?
Van Dissel: "Het is meer dat je voortdurend een goede duiding moet geven van de epidemiologie. Je kunt de getallen niet meteen op het eerste gezicht interpreteren. Er zit een verhaal achter de cijfers."
Wetenschappers, bijvoorbeeld volksgezondheidseconoom Jochen Mierau en modelleur infectieziektebestrijding Sake de Vlas, bekritiseren de gebrekkige transparantie van het RIVM over de modellering die zo bepalend is voor het kabinetsbeleid. Hoe kijkt u daartegenaan?
Jacco Wallinga: "Op onze website staat beschreven welke modellen we gebruiken, waar ons onderzoek gepubliceerd is, waar de code en waar de gegevens zijn te vinden, en waar we nog aan werken, dus ik begrijp dat niet zo goed. Mensen kunnen natuurlijk altijd zeggen: het is niet genoeg. Maar dan moet je ook aangeven wat we nog meer moeten doen en waarom."
"Ik heb drie weken geleden nog een uur gebeld met Sake de Vlas en hem de website laten zien. En Jaap van Dissel geeft ook nog elke twee weken een uitgebreide toelichting in zijn briefings in de Tweede Kamer. Ik weet eerlijk gezegd niet of die wetenschappers die kritiek op ons hebben elke twee weken zelf hun onderzoeksresultaten aan anderen laten zien."
Sake de Vlas stelde onlangs tijdens een webinar dat het wenselijk is om voor schattingen meer rekenmodellen te gebruiken.
Wallinga: "Dat is inderdaad zo. Wij gebruiken meerdere modellen. En de informatie erover staat op onze site. De kracht van de modellering is dat die zo dicht tegen de actuele ziekenhuisgegevens aan zit. Op patiëntniveau. Daar zit een beperking van de transparantie. Die patiëntgegevens kunnen we vanwege privacybepalingen uiteraard niet delen. Bovendien zijn de gegevens niet van ons, maar van de Stichting NICE."
"Voor mensen die willen kijken of we ons werk goed doen, zijn de gegevens zonder de privacygevoelige informatie beschikbaar als open data van het RIVM en het soort model dat we gebruiken op de website. Tenslotte, ik zou ook graag veel meer willen publiceren over ons werk, maar we zitten in een crisis. We krijgen voortdurend vragen voorgelegd van het ministerie waarop ze meteen antwoord willen. Daardoor hebben we eigenlijk geen tijd om nu die wetenschappelijke publicaties te verzorgen. Zouden we daar nu aan werken dan komt de tijdigheid van de adviezen in het gedrang. En in een crisis is die tijdigheid het belangrijkst."
Werkt u samen met modelleurs in andere landen?
Van Dissel: "Om de zoveel tijd vinden er visitaties plaats door een internationale groep topexperts. De groep van Jacco heeft toevallig vrij recent zo'n audit gehad op alle aspecten van hun werk, de kwaliteit, de transparantie, de toepasbaarheid, alles. En daarop hebben ze heel goed gescoord. Verder, wij zijn niet de enigen die met modellen en schattingen werken. Dat gebeurt in alle landen. Grosso modo komen daar overal dezelfde schattingen en onzekerheidsmarges uit."
Wallinga: "Er bestaat een Europees modelleringsnetwerk waarin allerlei groepen zoals de onze samenwerken en samen modellen ontwikkelen. Er vindt dus wel wederzijdse controle plaats, collega's controleren elkaars werk, ook op internationaal niveau. Het is niet zo dat we maar wat aan prutsen."