Koopkrachtvoorspelling was wel vaker te hoog, maar ook geregeld te laag
De koopkracht van een gemiddeld huishouden is vorig jaar een stuk lager uitgevallen dan eerder voorspeld, bleek vanochtend. En dat is niet zo gek, want in de afgelopen tien jaar is de Prinsjesdag-voorspelling van het Centraal Planbureau voor het jaar daarna geen enkele keer precies uitgekomen.
Het is zeker niet zo dat de koopkracht in de praktijk altijd lager uitvalt dan voorspeld. De uiteindelijke koopkracht was namelijk vijf keer hoger dan voorspeld en vijf keer lager. Gemiddeld zat het CPB er in die tien jaar 0,76 procentpunt naast.
De grootste meevaller was in 2014 toen de koopkracht met 1,2 procent steeg, terwijl er een daling van 0,5 procent verwacht was. De grootste tegenvaller was tijdens de crisis, in 2011. Toen daalde de koopkracht met maar liefst 1,2 procent, terwijl een daling van maar 0,25 procent was verwacht.
"Als je kijkt naar het gemiddelde over een langere periode dan komen onze voorspellingen goed overeen met de realiteit", zegt koopkrachtspecialist Patrick Koot van het Centraal Planbureau. "Maar als je kijkt van jaar op jaar dan zie je dat we het ongeveer net zo vaak overschatten als onderschatten."
Dat de uiteindelijke koopkracht anders uitvalt dan de voorspelling heeft in het algemeen drie oorzaken, zegt Koot. "De belangrijkste is hoe de inflatie zich ontwikkelt. We ramen dat, maar als de prijsstijgingen toch anders uitpakken dan gaat het hard, dat werkt meteen door in de koopkracht."
De tweede onzekerheidsfactor is de ontwikkeling van de lonen. "We voorspellen die op basis van modellen en cijfers uit het verleden, maar uiteindelijk weet je niet wat er uit de onderhandelingen tussen werkgevers en vakbonden komt."
De derde oorzaak zijn beleidsveranderingen die na Prinsjesdag bekend worden. "Bijvoorbeeld als er extra bezuinigd moet worden. Vooral in de crisis was dat soms het geval", zegt Koot.
Koopkracht in 2019 omhoog?
Voor volgend jaar verwachtte het CPB in augustus een fikse koopkrachtstijging van 1,3 procent. "Maar dit is dus nog onzeker, het kan nog beide kanten op na Prinsjesdag", zegt Koot. De koopkrachtstijging zou dus uiteindelijk ook nog richting de 0 of richting de 2 procent kunnen gaan, afhankelijk van nieuwe maatregelen en de ontwikkeling van de lonen en inflatie.
Deze week kwam naar buiten dat we volgend jaar meer gaan betalen voor onze zorgverzekering en voor gas en elektra. Dat betekent waarschijnlijk dus wat meer inflatie en dat zou slecht zijn voor onze koopkracht. Maar daar staan mogelijk weer kabinetsmaatregelen tegenover die goed zijn voor de koopkracht. Volgende week, op Prinsjesdag, komt het CPB weer met een nieuwe koopkrachtvoorspelling. Daarin zijn dan alle maatregelen en de nieuwste ramingen meegenomen.
2018: +0,4 procent
Voor 2018, het jaar waar we nog middenin zitten, verwachtte het CPB in augustus een gemiddelde koopkrachtstijging van 0,4 procent. Tijdens Prinsjesdag 2017 was die voorspelling nog +0,6%. Maar het cijfer zal nu niet erg meer veranderen. "Het beeld voor 2018 staat inmiddels wel aardig vast. De helft van het jaar zit er al op en we hebben al allerlei cijfers van het CBS, bijvoorbeeld over de inflatie. Dat geeft al een redelijke zekerheid."