Misstanden in textielfabrieken worden openbaar
Krijgen de mensen die jouw nieuwe spijkerbroek hebben gemaakt genoeg betaald? Zijn ze vrij om te gaan en te staan waar ze willen en zijn er wel nooduitgangen in de fabrieken waar ze werken? Vanaf vandaag moeten 56 merken in Nederland, waaronder We, Steps en C&A, dit soort vragen publiekelijk beantwoorden. Dat is afgesproken in het Convenant Duurzame Kleding en Textiel, waarbij deze merken zijn aangesloten.
Het betekent niet dat we direct al op de websites van alle deelnemende merken kunnen lezen wat er misgaat. Bedrijven krijgen vanaf nu 12 maanden de tijd om te melden wat de problemen zijn en hoe die worden aangepakt. Een aantal van de deelnemende bedrijven liep al op deze datum vooruit. Zo maakte Zeeman vorige maand bekend dat er in veel van zijn textielfabrieken problemen zijn met uitbetaling van het loon en de veiligheid.
Er zijn nog genoeg misstanden, zegt convenantsvoorzitter Pierre Hupperts. Hardnekkige problemen zijn bijvoorbeeld dat arbeiders niet genoeg betaald krijgen, dat de werkplaatsen onveilig zijn en dat het water vervuild is.
Hupperts zegt dat de meldplicht belangrijk is, omdat op deze manier een deel van de verantwoordelijkheid bij de consument komt te liggen. "Consumenten zijn een enorme motor voor verandering in de keten. Als wij geen onverantwoorde kleding meer willen kopen, dan zorgen bedrijven wel dat ze voortaan duurzamer te werk gaan."
Benieuwd
De kledingmerken moeten ook aangeven wat ze gaan doen om problemen in textielfabrieken aan te pakken. De Schone Kleren Campagne (SKC), een actiegroep die opkomt voor arbeiders in kledingfabrieken, is benieuwd waar de kledingmerken mee komen. "Wat gaat de Hema bijvoorbeeld doen om een leefbaar loon te betalen? Dat ga ik graag lezen", zegt lobbyist Suzan Cornelissen. "Als dat openbaar is, kunnen wij ze op hun eigen plannen aanspreken."
Om de misstanden in de kledingindustrie wereldwijd hard aan te pakken, moet er volgens Cornelissen ook Europese wetgeving komen. "Dan heb je namelijk ook merken als H&M en Primark nodig, maar die gaan zich niet bij een Nederlands convenant aansluiten."
Nooit meer Rana Plaza
Het convenant werd twee jaar geleden gesloten naar aanleiding van de grootste ramp in de kledingindustrie ooit: het instorten van kledingfabriek Rana Plaza in 2013 in Bangladesh. Bij deze ramp kwamen meer dan duizend mensen om het leven.
In reactie hierop sloegen in Nederland tientallen organisaties de handen ineen om de grootste misstanden in de kledingindustrie aan te pakken. Deelnemende partijen onderzoeken dus al twee jaar of er problemen zijn in hun productieketen met bijvoorbeeld discriminatie, kinderarbeid, milieuvervuiling en loon.
In de textielfabriek
Het doel van deze nieuwe afspraken is dus dat de consument druk gaat uitoefenen op merken om eisen te stellen aan de textielfabrieken. Maar voor textielfabrieken zijn al die eisen in de dagelijkse praktijk niet efficiënt of gewoon niet haalbaar.
De Indiase fabriekseigenaar Sukhraj Sandhar herkent dat. Hij heeft een fabriek in New Delhi, waar ook kleding wordt ontwikkeld voor bijvoorbeeld C&A. Veel van zijn klanten vinden het belangrijk dat de hele productie van het kledingstuk transparant is, maar volgens Sandhar is het bijna onmogelijk om dit goed in beeld te brengen. "Ik moet dan niet alleen weten of de fabrieken van mijn leveranciers wel aan alle veiligheidsvoorwaarden voldoen, maar ook waar al mijn garens vandaan komen en door wie ze zijn gesponnen en onder welke omstandigheden. Daar kom ik niet achter."
Daarnaast zijn er wereldwijd veel soortgelijke initiatieven als het Convenant Duurzame Kleding en Textiel, en ze willen allemaal net wat anders. "Het ene merk wil bijvoorbeeld dat een beleidsbordje aan de linkermuur hangt, en het andere merk wil dat het aan de rechtermuur hangt. Het komt voor dat we net alles hebben aangepast voor het ene bedrijf en dat we dat weer allemaal moeten veranderen voor het andere merk." Hij doet het graag, geeft Sandhar aan, maar het is geen efficiënte manier van werken.