Student en docent beslissen mee over pot afgeschaft 'basisbeursgeld'
Docenten en studenten gaan met het bestuur van hun universiteit bepalen wat er moet gebeuren met het studievoorschotgeld', het geld dat beschikbaar is gekomen door het stopzetten van de basisbeurs. De komende zes jaar gaat het om 550 miljoen euro.
Ieder onderwijsinstituut is vrij om te kijken of extra docenten, betere computers of goede gebouwen nodig zijn, zo heeft minister Van Engelshoven bekendgemaakt. "Iedere hogeschool of universiteit heeft eigen prioriteiten voor meer onderwijskwaliteit."
Geen bezuiniging
Het kabinet heeft bij de invoering van het leenstelsel in 2015 altijd benadrukt dat het uitgespaarde geld bestemd is voor de kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs. Het was geen bezuiniging, zei de toenmalige minister van Onderwijs Bussemaker. De minister zei destijds dat het om zo'n 1 miljard euro ging.
Haar opvolger Van Engelshoven heeft vandaag afspraken gemaakt met universiteiten, hogescholen en studenten. Docenten moeten ook betrokken worden bij de besteding van het geld, dat uitdrukkelijk bestemd is voor "kwalitatief beter hoger onderwijs".
Iedere instelling moet beschrijven wat de plannen zijn tot 2024. Die worden getoetst door de onafhankelijke Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO).
De komende zes jaar krijgt het hoger onderwijs dus 550 miljoen euro. Nog niet al het geld is beschikbaar, omdat er nog steeds studenten zijn die de oude basisbeurs krijgen. Het ministerie van Onderwijs zegt dat er daarna weer geld komt, maar kan geen bedragen noemen.
Wetenschappelijk personeel zegt veel last te hebben van een hogere werkdruk, zo bleek uit een enquête van de vakbond FNV vorig jaar. Ook studenten merken dat de werkdruk bij docenten groter is geworden, dat hoorcolleges overvol zitten en tentamens later worden nagekeken.
