Wat is er mis met de krijgsmacht en hoe doorbreek je dat?
Guus Dietvorst
redacteur Online
Guus Dietvorst
redacteur Online
Achterstallig onderhoud, duizenden openstaande vacatures, al jaren geen cao, tekorten aan munitie, dodelijke ongelukken. De grens van wat de krijgsmacht kan, lijkt bereikt en dat resulteerde gisteren in het aftreden van minister Hennis en Commandant der Strijdkrachten Middendorp.
Deskundigen en politici zijn het er wel over eens dat de problemen te wijten zijn aan jaren van bezuinigen en reorganisaties, maar wat is er nog meer aan de hand? En wat moet er gebeuren om de problemen te boven te komen?
"We zijn eigenlijk nooit echt een militaristisch land geweest", legt militair historicus Christ Klep uit. "Tijdens de Koude Oorlog waren we wel echt goed. Er was geld genoeg en er waren genoeg dienstplichtigen, die lekker gingen oefenen de hele tijd."
Toen Nederland na het einde van Koude Oorlog een beroepsleger kreeg, begon het mis te gaan volgens Klep. Er was minder geld, maar tegelijkertijd werden individuele militairen beter. Dat klinkt positief, maar het verergerde volgens Klep de problemen juist.
"Er waren geen dienstplichtigen meer, dus die lui die overbleven hadden allemaal een hele goede mentaliteit. Daarmee compenseerden ze jarenlang de slechte uitrusting. Totdat het echt niet meer ging."
Dat is wat militairen doen: die maken er wat van.
Niels Roelen herkent dat. Hij is majoor en diende onder meer in Afghanistan. "Het is die 'can do'-mentaliteit. Een minister vraagt wat van het leger, het leger zegt dat het eigenlijk niet kan, maar dan doen we het toch. Dat is wat militairen doen: die maken er wat van."
De Onderzoeksraad voor Veiligheid oordeelde in het rapport over het mortierongeluk in Mali dat die mentaliteit leidt tot gevaarlijke situaties. Om die cultuur te doorbreken zou de krijgsmacht luider moeten laten horen wat eraan schort, denkt generaal b.d. Ruud Vermeulen.
Hij is voorzitter van de Nederlandse Officieren Vereniging en zijn zoon werkte in Afghanistan met dezelfde mortieren als waar het mee misging bij het fatale ongeluk in Mali. "Wees nou eens open naar de maatschappij en de politiek. De hele organisatie zit wat dat betreft op slot."
"Als ik vroeger door de Tweede Kamer werd gevraagd ergens mijn mening over te komen geven, dan mocht dat niet van de minister. Die zei dan: ik leg verantwoording af en niet mijn personeel", zegt Vermeulen. Hij hoopt dat hoge militairen opener worden en dat het dan doorsijpelt naar de lagere niveaus.
Roelen, die tegenwoordig les geeft aan collega-militairen, hoopt ook dat er ruimte is voor openheid bij defensie. "Eigenlijk zou een soldaat gewoon kritiek op zijn generaal moeten kunnen geven. Defensie moet beseffen dat iemand die kritisch is loyaal is; het gaat hem aan het hart."
Maar Klep ziet dat niet gebeuren. "Openheid ga je niet bereiken bij onze krijgsmacht. De organisatie drijft op een soort mannelijke, hiërarchische cultuur", zegt de historicus. "En het is ook gewoon niet praktisch: een militair moet niet op het slagveld tegen zijn commandant beginnen over wat er allemaal niet goed gaat. Dat werkt niet."
Van de macht van de Commandant der Strijdkrachten merk je in de praktijk maar weinig.
Van de opvolger van de opgestapte Middendorp verwacht hij wel openheid. "De CDS moet tegen een minister zeggen of een missie wel of niet kan doorgaan. Dat gaat dus om leven en dood. Maar van die macht merk je in de praktijk maar weinig."
Klep noemt een voorbeeld waar het misging. "In 2013 werden er bezuinigingen aangekondigd en dan zegt de net aangetreden Middendorp dat het zwaar is, maar dat defensie het gaat redden. Dat blijkt later gewoon niet zo te zijn. Het lijkt erop dat hij niet disloyaal wilde zijn naar zijn minister. Maar daar moeten we vanaf."
Volgens Klep moet defensie ook af van de "paraafcultuur"die er heerst. "Alles moet worden getekend door managers", ziet de historicus. En dat vertraagt de boel. "Je moet gewoon tegen een militair kunnen zeggen: doe dit. Want dan doet-ie het gewoon."
Defensie moet dus in de spiegel kijken, maar de politiek ook, vindt Vermeulen. Volgens hem hebben Kamerleden simpelweg niet genoeg kennis van de krijgsmacht en reageren ze ook niet goed op adviezen. "Elk jaar is er een bijstelling van het dreigingsniveau, denkt u dat de volksvertegenwoordiging dat oppakt? Nee, dat leggen ze naast zich neer."
Kamerleden die met defensie bezig zijn, zouden op cursus moeten", voegt hij er nog aan toe. "Ze moeten zorgen dat ze echt goed op de hoogte zijn. Want zoals dat gisteren ging, waren er een hoop partijen met boter op hun hoofd. Het is de politiek die uiteindelijk leiding geeft aan defensie."