Kabinet laat Srebrenica-zaak rusten na nieuw NIOD-rapport

Nieuw, verkennend onderzoek van het NIOD heeft geen bewijzen opgeleverd voor geheime afspraken door bondgenoten van Nederland rond de val van Srebrenica. Het kabinet heeft nu besloten om geen nader onderzoek in te stellen.

Aanleiding voor de NIOD-verkenning waren uitzendingen van het programma Argos en een boek van Joris Voorhoeve, die tijdens de val van de Bosnische VN-enclave in 1995 minister van Defensie was. Daarin werd gemeld dat Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten hadden afgesproken om geen luchtsteun aan Dutchbat te geven als de Bosnische Serviërs Srebrenica zouden aanvallen. Nederland zou niets van deze afspraken hebben geweten.

Toen Srebrenica in juli 1995 daadwerkelijk werd aangevallen, waren de Dutchbat-militairen kansloos. Zo'n 8000 moslimmannen en -jongens werden vermoord.

Volgens het NIOD is niets gebleken van internationale afspraken om geen luchtsteun te geven. De mogelijkheid daartoe bleef "bij uiterste noodzaak" openstaan, meldt het instituut voor oorlogsdocumentatie.

Er is ook geen bewijs gevonden voor een andere kwestie, namelijk of inlichtingendiensten van bondgenoten op de hoogte waren van concrete Bosnisch-Servische plannen om Srebrenica in te nemen.

Onwaarschijnlijk

Volgens oud-minister Voorhoeve bestaat er wel een 'toonverschil' tussen het rapport zelf en de conclusies die eruit worden getrokken. "Dat het bewijs ontbreekt is iets anders dan dat het onwaarschijnlijk is", zei hij in Eenvandaag op Radio 1.

Ook wees hij erop dat niet alle inlichtingendiensten medewerking hebben verleend aan het onderzoek.

Geen onbelemmerde toegang

Volgens het kabinet bewijst de NIOD-verkenning dat Nederland in juli 1995 niet in de steek is gelaten door bondgenoten. Het laat de kwestie nu dan ook rusten. Het kabinet maakt wel het voorbehoud dat het de zaak in de toekomst opnieuw kan oppakken als er nieuwe belangrijke documenten of getuigenissen beschikbaar komen.

Het NIOD is het daarmee eens. Het heeft geen zin om het onderzoek voort te zetten zolang er geen onbelemmerde toegang is tot alle vertrouwelijke informatie van de betrokken partijen, zegt het instituut.