Duizenden Joden die de concentratiekampen overleefden mochten na de oorlog niet meer in hun eigen huis gaan wonen. Hun woningen werden door de gemeenten toegewezen aan ambtenaren en bestuurders.
Door het grote woningtekort mochten gemeenten dit doen. "Je was eigenaar, je had er gewoond maar er zat iemand anders in. Als dat een ambtenaar was dan kon je er gewoon niet in. Dat zal in honderden, mogelijk in een paar duizend gevallen zijn gebeurd. Dat leidde tot enorme frustraties", zegt oud-voorzitter Ronny Naftaniel van het Centraal Joods Overleg in Nieuwsuur.
Hoogleraar Wim van Meurs van de Radboud Universiteit Nijmegen onderzocht onder andere in Apeldoorn het gemeentelijk beleid op het gebied van Joods onroerend goed in en na oorlog: "de logica achter dit soort regelingen is dat de gemeenten vonden dat die woningen nodig waren voor ambtenaren die het bestuur na de oorlog weer op poten moesten zetten."
Excuses en schadeclaim
In Nieuwsuur vertelt Hubert van Blankenstein dat zijn ouders na de bevrijding niet mochten gaan wonen in hun eigen huis. De gemeente Groningen had het toegewezen aan een hoge brandweerman en later aan de burgmeester. Na een strijd van acht jaar verkochten de Van Blankenstein's hun huis aan de gemeente. Volgens Hubert van Blankenstein tegen een veel te lage prijs.
Hij eist nu dat alle feiten rond de verkoop van het familiehuis op papier worden gezet, de gemeente excuses aanbiedt en een schadeclaim betaalt van ruim drie ton.
Bekijk hier het verhaal van Hubert van Blankenstein, het huis van zijn familie werd na de oorlog bewoond door een brandweercommandant en de burgemeester van Groningen. Maar die wilde het niet afstaan. Nu is hij op zoek naar gerechtigheid:
De Groningse burgemeester Koen Schuiling: "wij gaan met de beste en integere intenties met de heer Van Blankenstein het gesprek aan om tot een vergelijk te komen. We trekken lessen uit het verleden. Daar is niet het goede gebeurd. Dat gaan we nu wel doen."
Om tot een oplossing te komen met de familie wil Groningen een bemiddelaar aanstellen. Maar Van Blankenstein ziet daar niets in en wil snel gaan onderhandelen met de gemeente. Het is maar de vraag of ook andere Joodse families die niet in hun huis mochten gaan wonen, hun recht nog kunnen opeisen. Vaak ontbreken de papieren om hun claim te onderbouwen.