Niet bang voor een leeg museum, 'erkenning roofkunst vaak belangrijker'

"Hier zie je de Singosari-beelden uit Oost-Java, uit de 13de eeuw. Het Nederlandse bewind daar heeft ze destijds verscheept naar Nederland", vertelt Stijn Schoonderwoerd, directeur van het Nationaal Museum van Wereldculturen. "De beelden stonden bij een verwilderde tempel, en de Nederlanders dachten: die vinden we mooi, die sturen we naar Nederland. En nu staan ze in het museum."

En zo zijn er in Nederlandse musea nog tal van objecten uit voormalige koloniën te vinden. Vandaag adviseert de Raad voor Cultuur dat Nederland alle koloniale stukken, waarvan redelijk zeker kan worden aangetoond dat de herkomstlanden deze onvrijwillig zijn kwijtgeraakt, moet teruggeven.

De Singosari-beelden, die te zien zijn in het Museum Volkenkunde Leiden, zouden voor teruggave in aanmerking kunnen komen, zegt Schoonderwoerd. "Je zou hier kunnen vaststellen dat er sprake is van 'onvrijwillig bezitsverlies', zoals het advies dat noemt. Dat zou betekenen dat als Indonesië deze beelden terugvraagt, ze zonder voorwaarden worden teruggegeven. Wij vinden dat als museum een goede zaak."

'Het gaat niet om grote aantallen'

Het Nationaal Museum van Wereldculturen (een fusie van het Afrika Museum, het Museum Volkenkunde en het Tropenmuseum) heeft een van de grootste collecties koloniale kunststukken in Nederland. Het advies kan dus een grote impact hebben. Toch is Schoonderwoerd niet bang dat hij straks met lege musea achterblijft.

"De onderzoekscommissie is daar ook niet bang voor. Uit de contacten die zij hebben gehad met de voormalige koloniën ontstaat helemaal niet het beeld dat men in Indonesië honderdduizenden objecten wil terugvragen. En dat is ook onze eigen ervaring bij contacten met herkomstlanden. Het gaat niet om grote aantallen."

Ook is volgens de directeur teruggave niet altijd het einddoel. "Dat stelt de commissie ook. De erkenning van historisch onrecht, dat een stuk roofkunst of oorlogsbuit is, is vaak al het begin van een nieuwe relatie. En dat is misschien nog wel belangrijker dan het teruggeven van het object zelf."

Schoonderwoerd kan zich ook voorstellen dat het voor een land als Indonesië belangrijk is dat Nederlandse musea de stukken in bruikleen houden en aan de hand van de voorwerpen bezoekers vertellen over kolonialisme.

De diamant van Banjarmasin (ca. 1875)

Ook in het Rijksmuseum in Amsterdam hangen stukken die niet altijd vrijwillig zijn afgegeven. Zoals de diamant van Banjarmasin. "Die is in de jaren 50 door Nederlandse troepen meegenomen vanuit Banjarmasin, dat tegenwoordig Kalimantan heet, in Zuid-Borneo", vertelt Jan de Hond, conservator geschiedenis van het Rijksmuseum.

De diamant was eigendom van de laatste sultan van Banjarmasin. "Toen hij werd afgezet hebben Nederlandse troepen al zijn sieraden meegenomen naar het toenmalige Batavia. De diamant werd rechtstreeks naar Nederland gestuurd."

Of de diamant straks onderdeel blijft van de collectie, is volgens De Hond niet aan het Rijksmuseum zelf. "Als Indonesië de diamant terug wil, moet de onderzoekscommissie die daarvoor wordt ingesteld daarover beslissen. Als die vaststelt dat het teruggegeven moet worden, dan zal dat moeten gebeuren."

'De Nederlandse staat is eigenaar'

Minister Ingrid van Engelshoven moet nog beslissen of ze het advies van de Raad van Cultuur overneemt. Schoonderwoerd hoopt van wel, omdat kabinetsbeleid rond koloniale kunst nu ontbreekt. "De collectie in onze musea is eigendom van de Nederlandse staat. Wij kunnen dus niet zelf beslissen of we een stuk teruggeven of niet."

Hetzelfde geldt voor het Rijksmuseum. "Wij beheren slechts de objecten. Het is dus vooral voor ons de taak om goed onderzoek te doen naar de herkomst van objecten en daarbij nauw samen te werken met de herkomstlanden. Zodat we ook weten wat voor hen het belang is van deze objecten."

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl