"Kom binnen, willen jullie koffie?" Het lijkt een gewone vraag, maar het Vlaamse echtpaar dat we bezoeken heeft al weken niemand gezien. De Belgische regels zijn streng - 'blijf in uw kot' - en mensen proberen zich daaraan te houden. Mijn cameraman en ik hebben onze apparatuur en onszelf grondig ontsmet en houden twee meter afstand.
De 77-jarige schrijver en columnist Hugo Camps filosofeert bezield over het leven en de dood, hij wil graag zijn verhaal vertellen. Het wordt een ontroerend interview. Toch voelt het anders. Zijn huis is zijn veilige haven. En hoe welkom we ook zijn, we zijn een andere wereld binnengestapt. Niets is meer vanzelfsprekend.
Of we wel voorzichtig zijn
De grens over rijden, naar België of Frankrijk? Wij deden dat meestal zonder veel nadenken. Maar nu is er onderzoek nodig. Er was al een verontrust bericht van een vriend uit Spanje over het Nederlandse beleid: Waar zijn jullie mee bezig? Waarom gaan Nederlanders de hele dag naar buiten?
Nu we ons reisplan onderzoeken, krijgen we zelfs waarschuwingen: "Zorg dat je niet uitgefloten wordt." En: "Kun je met een Nederlands kenteken wel naar België?" In deze onzekere tijden lijkt een reis door Europa plotseling het nieuwe pionieren. Zelden krijgen we zoveel berichten of we alsjeblieft voorzichtig zijn.
Als Europacorrespondent reis ik best veel voor Nieuwsuur. Om bijvoorbeeld de economische crisis in Spanje en Ierland of de migratiecrisis in Griekenland en Italië te verslaan. Het is vanzelfsprekend dat Nieuwsuur ook in coronatijd eigen onderzoek wil doen. Zijn er grote verschillen? Interessante initiatieven? We filmen de impact van de crisis in verschillende Europese landen.
Handtekeningen en stempels
Maar de eerste reis naar een Belgisch dorpje lijkt al een tocht naar Mali. We bellen ministeries en ambassades en sprokkelen informatie bijeen over dichte grenzen en toestemmingen. Welke handtekeningen en stempels zijn nodig? En belangrijker, hoe beschermen we de mensen die we ontmoeten? Een klein voordeel: cameraman Pieter Nijdeken en ik zijn getrouwd. We kunnen zonder gevaar samen werken.
Maar toch, het gewone is bijzonder geworden. De Belgische grensovergang van Hazeldonk passeerden we altijd geruisloos. Nu staat er een file. Zeven politiewagens en nog meer politiebeambten controleren alle auto's. Ook de onze. Onze officiële papieren met stempels blijken niet genoeg. Pas als een agent onze kofferbak opent en de camera ziet, krijgen we groen licht.
De snelweg naar badplaats Knokke is vervreemdend leeg. We hoorden al dat de burgemeester geen Nederlandse vakantiegangers wil in zijn gemeente: "Die zijn gevaarlijk". Maar wij komen voor een interview, niet voor het strand. Voor de ingang van de badplaats staat weer een lange file, weer politiecontrole: "Wat komen we filmen?" De argwaan is groot. Maar ons verhaal blijkt waterdicht en we mogen verder.
We rijden door een lege stad die gebouwd lijkt voor de zomer. Het is 25 graden en het strand is leeg. De witte badhokjes glinsteren in de zon. Als we staand een broodje eten, rijdt een politiewagen voorbij. Die is ook snel weer terug: ze zagen ons kenteken. Weer zijn onze papieren met stempels en alle overtuigingskracht hard nodig. Maar we mogen blijven.
Ik kijk voortdurend op de klok. Je moet echt snel zijn. De controles zijn streng.
Het zoeken naar een hotel is een opgave, maar na veel rondbellen vinden we een kamer. Het gigantische complex is bijna leeg. Alleen de balie is bemand, een kleine gang met kamers is open. Het restaurant is dicht, maar voor ontbijt kunnen ze zorgen. Eenmaal op de kamer kijken we rond. Met ineens een rare gedachte: sliep hier vanochtend iemand anders? Vreemd om zo alert te zijn. De volgende ochtend vinden we voor de deur een zak met kleffe witte broodjes in een plastic verpakking, met kaas en vlees, dat wel.
We filmen een reportage in Antwerpen, de stad is vrijwel uitgestorven. Maar op straat lijkt het wel alsof de paar mensen die we tegenkomen minder voorzichtig zijn dan in Nederland. Mensen botsen tegen ons op, zitten met groepjes aan het water. We klimmen onhandig trappen op met een lange microfoonstok, bieden mensen aan om mondkapjes op te doen. Nederlanders zouden met de nek worden aangekeken, horen we hier ook. Maar wij hebben er geen enkele last van. Of zeggen mensen het niet recht in ons gezicht?
Avondklok in Mulhouse
Een paar dagen later rijden we richting Mulhouse in Frankrijk. Onze stapel papieren met stempels is nog groter. De Fransen zouden strenger controleren dan de Belgen. Maar tot onze verbijstering zien we alleen aan de Duitse kant van de grens Duitse agenten controleren. Aan de Franse zijde is het leeg. Het lijkt bijna gewoon: we kunnen zo doorrijden. We horen later van Franse collega's dat het een kwestie van geluk was.
De stad Mulhouse in de Elzas heeft ruim honderdduizend inwoners en is een van de grootste coronabrandhaarden van Frankrijk. Het is half negen 's avonds en de stad lijkt uitgestorven. Er blijkt een avondklok ingesteld. Na negen uur wordt het straatleven stilgelegd om nieuwe besmettingen te voorkomen. Trams rijden niet, lopen op straat is verboden. Een moeder en haar dochtertje haasten zich over straat: "Ik kijk voortdurend op de klok. Je moet echt snel zijn. De controles zijn streng."
Er heerst een naargeestige sfeer op straat. Een doodse stad. Niets doet ons meer aan Frankrijk denken. Of nee, toch wel. Achterin ons hotel is een zaaltje ingericht waar eten wordt geserveerd, met een menu. "Want u moet toch eten?", zegt de serveerster die met mondkapje op lokale wijn inschenkt. Alsof het de gewoonste zaak is. Maar het is de eerste keer in coronatijd dat we in een restaurant zitten, beseffen we. En plotseling is dat heel bijzonder.
Bekijk hieronder de reportages uit België en Frankrijk: