Rooks, Boogerd en vader Van der Poel: 'Mathieu kan winnen, maar Pogacar favoriet'
Op 23 april 2016 gaf Adrie van der Poel, op dat moment al 28 jaar de laatste Nederlandse winnaar van het Waalse wielermonument Luik-Bastenaken-Luik, een interview.
Op de vraag of hij op afzienbare termijn een Nederlandse opvolger zag als winnaar in Luik, zei hij: "Neuh, niet echt..."
Moeten we dan wachten op Mathieu van der Poel, was de volgende vraag. "Dat weet ik niet. In principe zou het een koers moeten zijn die hem zou moeten kunnen liggen", antwoordde hij. "Maar of hij die ooit gaat rijden? Dat beslist hij, niet ik, hè?"
Een dag later kreeg Van der Poel zijn opvolger: Wout Poels.
Acht jaar later spreken we Van der Poel opnieuw, maar dan per telefoon. Hij is thuis aan het kijken naar de Tour of the Alps, de etappekoers door Italië en Oostenrijk waar Wout Poels een sterke indruk maakt. Op de achtergrond begint zijn hond luid te blaffen als de deurbel gaat.
In het weekend reed hij zelf nog de toerversie van de Amstel Gold Race. Sindsdien sukkelt hij wat met zijn rug, reden om even wat gas terug te nemen. Maar zondag staat hij gewoon weer langs de Ardense wegen om zijn zoon bij te staan in Luik-Bastenaken-Luik.
Iedereen verwacht een duel tussen Tadej Pogacar en Mathieu van der Poel, twee alleskunners van de buitencategorie.
"Pogacar is de topfavoriet", is vader Adrie stellig. Die mening wordt gedeeld door Steven Rooks en Michael Boogerd, twee voormalige Nederlandse specialisten als het om de Ardennenklassieker gaat.
"Het kán", weegt Rooks de kansen van Mathieu van der Poel om de laatste voorjaarsklassieker van het seizoen te winnen. "Maar Pogacar is lichter en frisser, dus het wordt heel moeilijk."
"Normaal is Pogacar niet te kloppen", beaamt Boogerd. "Maar Van der Poel is een aparte."
Onervaren broekie Rooks won bij debuut
Ab Geldermans was in 1960 de eerste Nederlandse winnaar van 'La Doyenne', de oudste van de vijf wielermonumenten. Bijna een kwart eeuw later kwam er pas een tweede bij.
"Ik was pas 22, een broekie nog", vertelt Rooks, de man in kwestie. "Bij Raleigh vonden ze me een jaar eerder niet goed genoeg voor een contract en via via kwam ik terecht bij een Franse ploeg. Ik stapte op de trein met een lege koffer en kreeg een paar shirts en een fiets. Salaris zat er niet in. Maar ik mocht wel debuteren in Luik-Bastenaken-Luik."
De verbazing van de doorgaans zo zakelijke commentator Heinze Bakker is hoorbaar, als hij opmerkt dat die verduivelde Steven Rooks er in zijn eentje vandoor gaat in de finale. En het volhoudt tot op de streep.
"Mijn ploegleider was Briek Schotte, de man die vereerd werd in Vlaanderen als de ultieme Flandrien. Hij was een klein, aardig mannetje van weinig woorden. Hij had niet veel tactisch inzicht, maar wel een heel goed hart. Hij was alleen niet zo'n held in de auto. Op drie kilometer van de streep durfde hij pas naast me te gaan rijden. Het enige dat hij zei, in plat Vlaams: 'Ga goe!'."
Pas later zou Rooks ontdekken dat hij ook op langere beklimmingen met de besten meekon. Anders kun je ook niet in de Tour de France winnen op Alpe d'Huez, de bolletjestrui mee naar huis nemen en tweede worden in het algemeen klassement in 1988.
Luik bleef zijn wedstrijd. In twaalf deelnames reed Rooks negen keer top tien, zes keer top vijf en drie keer het podium. "Luik was op mijn lijf geschreven. Maar eigenlijk vind ik het ook jammer dat ik niet nog een keer gewonnen heb. Telkens was er een ploeggenoot die me in de weg reed, of het nu Sean Kelly, Eric Van Lancker of Adrie van der Poel was."
Adrie van der Poel trekt zich niks aan van Rooks
Van der Poel kan een kleine grijns niet onderdrukken als hij terugdenkt aan de editie van 1988. "We waren gestart met Rooks als kopman en ik heb ook echt mijn werk wel gedaan. Maar Steven bleef daarna een beetje passief en toen ben ik zelf maar mee geschoven."
Net als zijn zoon was Van der Poel eigenlijk te zwaar voor een klimmer. Op een goede dag kon hij heel aardig mee, op conditie, mentaliteit en 'moraal'.
Drie keer reed hij in de top tien van Luik: in de editie van Rooks' zege werd hij zevende en in 1986 tweede. Maar heel veel kansen om te winnen zou hij niet krijgen, wist hij.
"In de finale kwam Jan Gisbers, onze ploegleider, nog wel vertellen dat Steven in zijn eentje in de achtervolging was en dat ik mijn benen stil moest houden. Dat heb ik niet gedaan. Ik wist dat ik de snelste van de kopgroep was. En dat bleek ook. Natuurlijk was hij boos. Maar Rooks was destijds ook niet het type die een ander wat gunde."
Dat is inmiddels wel anders, zo blijkt uit de nuchtere reactie van Rooks: "Ik had hetzelfde gedaan."
Boogerds beste kans op de zege
Voor Michael Boogerd waren Rooks en Van der Poel idolen, tegen wie hij als wielergek jochie opkeek. Rond de eeuwwisseling was hij zelf Neerlands hoop in de heuvelklassiekers.
Hij won de Amstel Gold Race na een ontsnapping met Lance Armstrong. Maar zijn favoriete koers, Luik-Bastenaken-Luik, ontglipte hem jaar na jaar. Meer dan vier podiumplaatsen bleken er uiteindelijk niet in te zitten.
In 1999 werd hij uit het wiel gereden door Frank Vandenbroucke. Maar de editie die hem nog het beste bij staat, is die van 2004.
"Die dag zat alles tegen", vertelt Boogerd. "Ik reed in volle finale beide wielen kapot op de Côte de Sprimont. Marc Lotz heeft me teruggebracht naar voren en toen ben ik gaan aanvallen. Maar telkens werd het gat dichtgereden door Davide Rebellin of Aleksandr Vinokoerov, die het op een akkoordje hadden gegooid."
"Uiteindelijk verloor ik de sprint van Rebellin, net als een week eerder in de Amstel Gold Race. Maar die dag in Luik was ik de sterkste."
Ook Boogerd werd na afloop geconfronteerd met een boze ploeggenoot. Erik Dekker werd vijfde in deze editie en had gehoopt dat zijn landgenoot de benen stil had gehouden. Mooi niet dus.
Mathieu bewees al dat hij (net niet) mee kan
In het coronajaar 2020 bewees Mathieu van der Poel dat hij het uitputtende parcours van Luik aankan. Alle voorjaarsklassiekers werden toen in het najaar verreden.
Nadat hij in augustus al tiende was geworden in de Ronde van Lombardije, pakte hij die andere zware heuvelklassieker er ook nog even bij. Een dag ervoor had hij zich echter helemaal leeg gereden in de slotrit van de BinckBank Tour, die hij met een solo van 50 kilometer bekroonde op de Muur van Geraardsbergen.
En toch had hij bijna gesprint om de winst met de beste klimmers van die tijd. Hij voelt de pijn in de benen bij het moordende tempo van Tom Dumoulin op de Roche-aux-Faucons. Als Julian Alaphilippe dan ook nog in de aanval gaat, buigt Van der Poel het hoofd.
De uitkomst kennen we allemaal nog. De kersverse wereldkampioen juichte te vroeg, waardoor Primoz Roglic nog net zijn wiel eerder over de streep kon duwen. Bovendien had de Fransman met een zwieper Marc Hirschi en Tadej Pogacar gehinderd, die zo kansloos werden voor de zege.
Daarachter, op slechts 14 seconden, won Van der Poel de sprint van de achtervolgers. Met overmacht.
Lessen uit het verleden
Kan Mathieu van der Poel lessen trekken uit het verleden? "Je kunt onze tijd niet vergelijken met nu", zegt vader Adrie. "Destijds reden we bijna alles, met dezelfde renners. Nu komt er een heel peloton bij, de klimmers. Alles moet meezitten om Pogacar te verslaan. Het weer bijvoorbeeld."
Zo winters als woensdag in de Waalse Pijl zal het waarschijnlijk niet worden. "Als het koud wordt, kan dat in het voordeel zijn van Mathieu", denkt vader Adrie, de enige van de drie die wel voorstander was van ingrijpen in de Waalse Pijl op basis van het 'extreme weather protocol'. "Je moet je goed kleden. Maar uiteindelijk koers je op instelling. Je moet vooral niet nadenken."
"In 1999 was het nog veel erger op de Muur van Hoei", vertelt Boogerd. "Toen heb ik een uur met een dekentje op de gang van mijn hotel gezeten om bij te komen. En op zondag werd ik tweede in Luik."
"Luister, ik was ook geen fan van de kou", besluit Rooks. "Maar als het Luik was, dan maakte het me niet uit of het hagelde of sneeuwde. Dan ging ik."