Eén vegetarische hoofdmaaltijd voor meeste mensen heel normaal
Een kwart van alle hoofdmaaltijden die vorig jaar werden gegeten was vegetarisch, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Ruim 40 procent van de Nederlanders eet 1 à 2 keer per week vegetarisch.
Van de ondervraagden at 31 procent in 2023 nooit een vegetarische hoofdmaaltijd. Een klein deel van de Nederlanders eet nooit vlees of vis (3 procent), 0,5 procent eet volledig plantaardig, en 2 procent eet geen vlees maar wel vis. De cijfers staan in de Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor 2023 van het CBS, in samenwerking met het RIVM en het Voedingcentrum.
De meeste Nederlanders eten dus wel vlees, maar niet elke dag: 22 procent van de Nederlanders eet wel vlees, maar kiest minstens drie dagen in de week voor een maaltijd zonder vlees of vis. 43 procent eet een of twee dagen in de week vegetarisch. Het is voor het eerst dat specifiek gekeken is naar het eetgedrag bij de zeven hoofdmaaltijden per week.
Klimaat als reden
Van de volwassenen zegt 35 procent dat zij in het afgelopen jaar minder vlees zijn gaan eten. De meerderheid, 57 procent, zegt dat de vleesconsumptie niet is veranderd. Het aantal mensen dat regelmatig vegetarisch eet is sinds 2020 vrijwel gelijk gebleven.
De meest genoemde reden om vlees te minderen in 2023 is het klimaat. In 2020 was dat nog gezondheid.
Hoe vaak mensen vegetarisch eten, hangt samen met de opleiding. Van de volwassenen met een universitaire opleiding eet 45 procent altijd of minstens drie keer per week een vegetarische maaltijd. Bij mensen met een hbo-achtergrond is dat 32 procent, en bij volwassenen met een mbo-opleiding of een middelbare schoolopleiding is dat 19 procent.
Verder eten mensen tussen de 25 en 35 jaar relatief vaak een vegetarische hoofdmaaltijd, en vrouwen kiezen vaker voor geen vlees dan mannen.
Vleesvervangers
Hoewel Nederlanders tegenwoordig dus lang niet meer elke dag vlees eten, bleek afgelopen zomer dat de jarenlange groei van de verkoop van vleesvervangers tot stilstand was gekomen. Dat is "een normaal onderdeel van een innovatiecurve", stelt Pablo Moleman van stichting ProVeg. "We hebben de eerste groeifase afgerond en nu vindt er een herschikking van de markt plaats. Er wordt gekeken naar herontwikkeling en nieuwe producten."
Naast de hoge inflatie hebben de fabrikanten van vleesvervangers last van bedrijven die snel op de groei insprongen. "Er werd zoveel haast gemaakt met nieuwe producten, dat er niet veel aandacht was voor de kwaliteit van het product", zegt Moleman.
Als klanten die voor het eerst een vleesvervanger kopen, een product aanschaffen dat niet lekker is of niet aan de verwachtingen voldoet, blijven ze minstens een jaar weg van alle vleesvervangers, zegt Karin Löwik van vleesvervangersbedrijf Vivera. "De teleurgestelde klant komt niet meer terug. En deze bedrijven zetten ook nog eens heel veel reclamegeld in."
Minder zout
Vleesvervangerfabrikanten kampen nog met een ander probleem. Zo merkt Vivera dat mensen denken dat de producten te veel bewerkt worden. Er zou bijvoorbeeld heel veel zout in de producten zitten, ook al wordt er intussen veel minder zout gebruikt. "Dat blijft dan na-ijlen, en mensen blijven elkaar steeds napraten."
"Als een paar producten te zout blijken in een onderzoek, dan wordt dit gelijk op de hele sector geprojecteerd", zegt Mark van Noorloos van vleesvervangerproducent Schouten. Hij benadrukt dat er nog verbeteringen nodig zijn, maar er zijn volgens hem ook onrealistische verwachtingen. "Kijk maar eens achterop vlees, wat daar allemaal inzit. En mensen brengen vlees thuis zelf ook nog op smaak met peper en zout."