Van Agt in afscheidsinterview: 'Wil niet als rotjongen herinnerd worden'
Dries van Agt maakte zich "niet veel illusies" over hoe hij bij zijn overlijden zou worden herinnerd. Dat zei hij in een in 2015 opgenomen afscheidsinterview, dat gisteravond na zijn overlijden op 93-jarige leeftijd is uitgezonden.
"Het is goed als mensen zich mij herinneren als een jongen die het goed meende, met de mensen om hem heen en de taak die hij had te vervullen. Die zo nu en dan wat aardigs wist te verhapstukken", zei de oud-premier in het gesprek met Jeroen Pauw. "Als ik maar geen kwaaie herinnering oproep bij wie dan ook. Ik wil niet als rotjongen herinnerd worden, liever niet."
In het vraaggesprek vertelde Van Agt over de regeringsformaties die hij had meegemaakt, zijn beleid als minister en premier en zijn relatie met tijdgenoten als oud-premier Den Uyl, oud-VVD-leider Wiegel en koningin Beatrix. Ook ging hij in op zijn steun voor de Palestijnse zaak en zijn zorgen over milieuvervuiling.
Het interview is terug te zien via NPO Start.
'Onwillige premier'
Volgens Van Agt was het nooit zijn bedoeling geweest om premier te worden toen hij in 1977 met VVD-leider Wiegel onderhandelde over de vorming van een kabinet. Het was voor Wiegel een uitgemaakte zaak toen Van Agt "in mijn onnozelheid" vroeg wie de premier moest worden. "Dat kan ik niet. Daar ben ik niet bekwaam voor", reageerde de CDA-leider naar eigen zeggen. "In die positie heb ik mezelf nooit ingedacht."
Van Agt probeerde er nog onderuit te komen door een lijst met "christendemocratische hotemetoten" te bellen, zoals oud-premier Zijlstra en oud-ministers Lardinois, Van den Brink en Nelissen. Toen die allemaal weigerden, stelde Wiegel een ultimatum: in de ochtend moest Van Agt de functie accepteren, of hij zou aan de pers vertellen dat Van Agt het niet durfde. "Toen ben ik het maar gaan doen."
Drijfveer voor Van Agt om er een succes van te maken was de laatdunkendheid van zijn oud-coalitiegenoot Den Uyl. Die voorspelde bij de regeringsverklaring in december dat het nieuwe kabinet maar kort zou dienen. "Nou Dries, proficiat. Ik denk dat je het zal volhouden tot aan Pasen", verwoordt Van Agt Den Uyls verwachting.
"Dat was precies de douw die ik nodig had", zegt Van Agt over zijn reactie erop. "Het is een spel om langer aan te blijven dan Joop voorspeld had."
'Stroeve relatie' met Beatrix
Overigens kijkt Van Agt met sympathie terug op zijn Haagse jaren met de PvdA-leider. Qua politieke gezindheid en karakterologisch mochten ze dan totaal verschillen, er was geen persoonlijke vete. "We mochten elkaar graag. Er was zelfs wederzijds bewondering." Wel gaf Van Agt toe dat hij sprak als een man die met het klimmen der jaren milder was geworden. Toen beiden nog een hoofdrol speelden in de politiek leken ze vaak een afkeer van elkaar te hebben.
Met minder genegenheid sprak Van Agt over zijn relatie met het staatshoofd dat tijdens zijn regeerperiode aantrad. "Met koningin Beatrix had ik een - ik mag niet zeggen moeizame - maar toch wat stroeve relatie."
Van Agt was ervan overtuigd dat dat kwam door de hevige rellen tijdens de troonwisseling in 1980: protesten tegen de woningnood wierpen toen een schaduw over de inhuldiging. "Dat is mij kwalijk genomen, denk ik." Zelf staat hij achter de keuzes van toen, omdat hij de ceremonie niet "binnen de muren van een onneembare vesting" wilde houden.
Van Agt denkt dat de verhoudingen hem zelfs als oud-politicus nog achtervolgden. "Ik moet maar gissen waarom ik geen minister van Staat ben geworden. Dat is mij nooit verteld."
Optreden bij treinkaping verdedigd
In het interview ging de oud-CDA'er ook in op kwesties die tijdens zijn ministerschap speelden. Zo leed zijn gezin onder de doodsbedreigingen die hij ontving toen hij de Drie van Breda wilde vrijlaten, maar was hij trots op het begin van het gedoogbeleid voor softdrugs.
Hij herhaalde zijn lezing van de Molukse treinkaping uit 1977: er was geen bevel om de gijzelnemers ter plekke dood te schieten. 'Rottigheid' noemde hij die aantijgingen, en hij zei er wakker van te liggen dat er aan zijn integriteit werd getwijfeld.
"Ik heb de overtuiging altijd gehad dat wij naar eer en geweten hebben gehandeld." Hij gaf toe dat er "natuurlijk altijd aanvechtbare keuzes" kunnen zijn gemaakt, maar dat het kabinet "niet echt iets te verwijten valt".
Zorgen over milieu
Gevraagd naar een laatste boodschap zei hij zich over "de bewoonbaarheid van deze aarde" ernstig zorgen te maken. "De mens is bezig naar mijn overtuiging om de aarde te verwoesten. In hoog tempo, op grote schaal en waarschijnlijk goeddeels onherroepelijk."
"Wij redden het hier nog wel, maar het beseffen ontbreekt totaal dat voor de generaties na ons deze aarde niet meer waarachtig bewoonbaar zal zijn. Dat is adembenemend."