Aanklager wil proces tegen Trump in januari 2024, vlak voor voorverkiezingen
De strafzaak tegen Donald Trump zou op 2 januari komend jaar moeten beginnen en zo'n vier à zes weken moeten duren. Dat heeft het team van speciaal aanklager Jack Smith verzocht aan een rechter in Washington DC, die de zaak onder zich heeft. Smith klaagde vorige week namens het ministerie van Justitie Trump aan voor zijn weigering om de verkiezingsuitslag van 2020 te accepteren, en zijn pogingen om aan de macht te blijven.
Volgens Smith is het in het publieke belang om de zaak snel te laten beginnen: "Het gaat om een oud-president die ervan wordt beschuldigd dat hij heeft geprobeerd om de verkiezingsuitslag te manipuleren, en de legitieme stemmen van gewone burgers ongeldig te maken." Zijn team wil aan het eind van deze maand het verzamelde bewijsmateriaal overdragen aan Trump en zijn advocaten.
'Politieke spelletjes'
Trump pleitte eerder al onschuldig te zijn in deze zaak, en zegt nu dat deze timing bedoeld is om zijn kansen in de komende verkiezing te schaden: ongeveer twee weken na de geplande startdatum van het proces beginnen de voorverkiezingen, die gaan bepalen wie de Republikeinse presidentskandidaat wordt bij de verkiezingen in november volgend jaar. In de peilingen geldt Trump nu als de meest kansrijke kandidaat voor de Republikeinse partij.
Een woordvoerder van Trump beschuldigt Smith en het ministerie van Justitie daarom van "schaamteloze politieke spelletjes". Trump reageerde zelf op Truth Social, zijn eigen sociale netwerk, op de datum van 2 januari: "Een rechtszaak als deze, als die al moet plaatsvinden, kan pas plaatsvinden NA DE VERKIEZINGEN."
Ook strafzaken in Florida en New York
Als de rechter in Washington akkoord gaat met de datum van 2 januari, betekent het dat Trump in de eerste helft van 2024 drie keer voor de rechter moet verschijnen: in maart begint de strafzaak in New York, die draait om zwijggeld dat Trump betaalde aan voormalig pornoster Stormy Daniels.
In mei moet Trump in Florida voor de rechter verschijnen, in de zaak rondom geheime overheidsdocumenten die hij ook na zijn presidentschap nog in zijn bezit zou hebben gehad in zijn woning in die staat.