Zuid-Korea gaat slachtoffers Japanse bezetting compenseren
Zuid-Korea heeft een plan gelanceerd voor een compensatiefonds voor mensen die tijdens de Japanse bezetting in de Tweede Wereldoorlog gedwongen te werk werden gesteld. Een groot deel van het geld in het fonds wordt opgehoest door de Zuid-Koreaanse overheid en Zuid-Koreaanse bedrijven; Japanse bedrijven hoeven waarschijnlijk geen bijdrage te leveren.
Met het plan probeert Zuid-Korea een hand uit te steken naar Japan. De relatie tussen de twee landen was de laatste jaren verslechterd.
Japan heeft al positief gereageerd. "De regering ziet dit als een belangrijke stap om de betrekkingen tussen Japan en Zuid-Korea te herstellen", zei premier Kishida.
Dwangarbeid
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden naar schatting 700.000 Koreanen gedwongen om onder erbarmelijke omstandigheden voor Japanse bedrijven te werken. Dit ligt in beide landen nog altijd gevoelig. Zuid-Korea was in 1910 door Japan gekoloniseerd. Tot het einde van de Tweede Wereldoorlog bleef het een kolonie.
Regeringsleiders proberen de relatie nu te verbeteren, mede vanwege de groeiende dreiging van China in de regio. Japan heeft recent aangekondigd het defensiebudget te verdubbelen en is hard op zoek naar sterke bondgenoten. De toenadering van Zuid-Korea komt daarom als een geschenk uit de hemel.
De VS willen dat de twee landen meer met elkaar optrekken. De druk om de relaties aan te halen werd de laatste tijd daarom opgevoerd. President Biden noemt de ontwikkeling "een baanbrekend nieuw hoofdstuk van samenwerking en partnerschap tussen twee van de meest nauwe bondgenoten van de Verenigde Staten" en zegt dat het een "belangrijke stap is voor een veilige en welvarende toekomst".
Compensatie met een omweg
Het fonds wordt in het leven geroepen na maandenlange onderhandelingen tussen Japanse en Zuid-Koreaanse diplomaten. In Japan is dan wel positief gereageerd, in Zuid-Korea zijn de reacties anders.
Slachtoffers vinden dat compensatie direct vanuit de schuldige organisaties moet komen, maar Japanse bedrijven die betrokken waren bij de dwangarbeid, zoals Mitsubishi Heavy Industries en Nippon Steel, weigeren toezeggingen te doen.
De grootste oppositiepartij in Zuid-Korea zegt dat de regering met het plan is gecapituleerd voor Japan, maar minister Kim van Buitenlandse Zaken wijst erop dat de "vicieuze cirkel" van de slechte banden moest worden beëindigd, "in het belang van de inwoners".
De Japanse minister van Buitenlandse Zaken Hayashi liet in een verklaring weten dat het kabinet hetzelfde standpunt inneemt als voorgaande regeringen "inzake historische erkenning, inclusief de gezamenlijke verklaring van oktober 1998". Destijds betuigde premier Obuchi zijn "diepe berouw en spijt" tijdens een herdenkingsceremonie voor de slachtoffers van Japanse dwangarbeid.
Geen Japanse compensatie
Wat betreft de financiële compensatie verandert Japan zijn positie ook niet. De schade in Zuid-Korea zou volgens de regering opgelost zijn met een compensatieverdrag dat door beide landen is ondertekend in 1965.
Het verdrag diende om de relaties te normaliseren, en is destijds ondertekend door de Zuid-Koreaanse dictator Park Chung-hee. Rond de 500 miljoen euro aan goedkope leningen en financiële steun waren hiermee gemoeid, maar dit verdrag wordt door veel politici in Zuid-Korea niet erkend. Een groot deel van het geld is nooit terechtgekomen bij de slachtoffers. Ook is het niet ondertekend door een democratische regering.
Meerdere slachtoffers hebben in 2018 met succes Japanse bedrijven in Zuid-Korea aangeklaagd. Deze ontwikkeling werd slecht ontvangen in Japan. Handelsrestricties en officiële boycots volgden snel. Nationalistische politici van de regerende Liberaal Democratische Partij van Japan, waar Kishida leiding aan geeft, reageerden fel. Veel van hen weigeren nog steeds schulderkenning.
Erkenning is politieke zelfmoord
Niet alleen parlementariërs in Kishida's partij, maar ook zijn stemmers zijn conservatief. In april vinden landelijk de gemeenteverkiezingen plaats, maar op dit moment ligt de populariteit van het kabinet op een dieptepunt. Schulderkenning zou voor Kishida politieke zelfmoord zijn.
Experts wijzen er ook op dat deze stap slechts een eerste is, en dat historische geschillen over grondgebied en dwangprostitutie tijdens de Tweede Wereldoorlog nog op de loer liggen. Daarbij is er geen sprake van een internationaal bindend verdrag, en kunnen toekomstige politieke leiders ervoor kiezen het fonds te sluiten of de afspraken te negeren.
Maar mede daarom hoeft Kishida met dit voorstel geen officiële toezeggingen te doen, en kan hij daarmee politieke schandalen in het binnenland vermijden. Voor zowel premier Yoon als Kishida is dit fonds dus een kans om een punt achter het probleem te zetten en te werken aan betere economische en militaire samenwerking. Inmiddels hebben beide landen aangegeven voor het eerst sinds 2020 de huidige handelsrestricties te bespreken.