EU-landen willen zes Palestijnse organisaties niet op zwarte lijst zetten
Nederland en acht andere EU-landen blijven samenwerken met Palestijnse burgerrechtengroepen die vorig jaar door Israël als terroristisch zijn bestempeld. "Er is geen substantiële informatie van Israël ontvangen die een herziening van ons beleid zou rechtvaardigen", schrijven ze in een gezamenlijke verklaring. Pas als dat bewijs er is, willen de negen landen hun beleid aanpassen.
Israël zette zes burgerrechtengroepen in oktober vorig jaar op de terreurlijst, omdat ze banden zouden hebben met het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP). De zes zouden geld naar de PFLP doorsluizen. Dat is een organisatie die ook door de EU als terroristische organisaties is aangemerkt.
De zes Palestijnse organisaties spraken tegen dat ze contact hebben met het PFLP, en kregen steun van mensenrechtenorganisaties. "Dit vreselijke en onjuiste besluit is een aanval van de Israëlische regering op de internationale mensenrechtenbeweging", schreven Human Rights Watch en Amnesty International. Mensenrechtenexperts van de VN riepen donoren op om de organisaties te blijven steunen.
Hoekstra negeerde verzoek
De Israëlische regering vroeg overheden van andere landen geen contact meer met de zes organisaties te hebben. Minister Hoekstra van Buitenlandse Zaken heeft dat verzoek in mei bij zijn bezoek aan Israël en de Palestijnse Gebieden naast zich neergelegd. Hij sprak daar onder meer met vertegenwoordigers van Al-Haq, een organisatie die zich inzet voor mensenrechten in de Palestijnse Gebieden.
Op vragen van Tweede Kamerleden waarom hij dat deed, zei hij dat Al-Haq een van de oudste mensenrechtenorganisaties in de bezette gebieden is en al jaren gesprekspartner van Nederland is. In een reactie op het Israëlische besluit van vorig jaar om de zes organisaties op een zwarte lijst te zetten, heeft de Nederlandse regering Israël gevraagd om bewijzen van hun terroristische activiteiten. Die zijn niet gekomen. Daarom heeft Nederland het contact met de zes niet verbroken, en dat heeft Hoekstra ook aan Israël laten weten.