Wisselende reacties op rapport dekolonisatie Indonesië
Nederland heeft in de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog structureel extreem geweld gebruikt, stellen onderzoekers in een rapport dat vandaag wordt gepresenteerd en waarvan de conclusies gisteren al bekend werden. Het officiële standpunt van de Nederlandse overheid dat excessieve geweldsincidenten uitzonderingen waren, is daarmee niet meer overeind te houden, denkt Gert Oostindie van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde. Hij is een van de drie onderzoeksleiders.
Volgens Oostindie werd "een breed scala" aan geweld ingezet. "Denk aan martelingen, mishandelingen tijdens verhoren, het zonder gerechtelijk proces doodschieten van gevangengenomen militairen en burgers en het in de fik steken van kampongs", zegt hij in een interview met de NOS. Volgens de onderzoekers maakten beide partijen zich schuldig aan excessief geweld - aan Nederlandse en Indonesische zijde - maar bleef het optreden van de Nederlandse militairen tot nu toe onderbelicht.
'Oorlogsmisdadigers'
Het Veteranen Platform vindt het onderzoek te eenzijdig, zegt voorzitter Hans van Griensven in een reactie op de deelpublicaties die nu al openbaar zijn. Volgens de belangenbehartiger van Nederlandse veteranen ligt de focus te veel op het Nederlandse geweld. "De suggestie wordt gewekt dat iedereen die daar namens Nederland heeft gezeten een soort oorlogsmisdadiger was. Dat is niet waar en beschadigend voor de veteranen die nog in leven zijn."
Volgens Van Griensven is in het onderzoek naar de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië bovendien onvoldoende rekening gehouden met de tijdgeest. "We kijken naar het verleden vanuit de moraliteit en normen van nu", benadrukt hij. Kort na de Tweede Wereldoorlog werd volgens hem anders naar geweld en gevechten gekeken.
"Er is geweld gebruikt, dat wisten we al, maar het was niet zo alomvattend als nu gesuggereerd wordt", aldus de voorzitter van het Veteranen Platform. Bovendien kwam het geweld van beide kanten, zegt hij. "Natuurlijk zijn er dingen fout gegaan, zoals in iedere oorlog. Maar in het algemeen is er ook humanitaire hulp geboden, voedsel uitgedeeld, infrastructuur opgebouwd. Daar wordt niet over gesproken."
Onderzoeker Gert Oostindie benadrukt dat in het onderzoeksrapport de Nederlandse krijgsmacht als institutie verantwoordelijk wordt gehouden voor het extreme geweld. "Wij zijn niet bezig geweest met vast te stellen wat de individuele militairen precies hebben gedaan."
Weinig nieuws
Voor het Comité Nederlandse Ereschulden gaat het onderzoeksrapport juist niet ver genoeg. "Waar twee vechten, hebben twee schuld, lijkt de insteek", zegt voorzitter Jeffry Pondaag, verwijzend naar de notie dat zowel aan Nederlandse als Indonesische zijde sprake was van extreem geweld. "Maar er is één dader, en dat is Nederland."
Pondaag verwacht dat het rapport wat dat betreft weinig opzienbarend zal zijn. "Zolang Nederland zichzelf niet expliciet aanwijst als dader van oorlogsmisdrijven is er geen nieuws", vindt hij. Hij ziet het onderzoek als een nieuwe poging om glad te strijken wat er in Indonesië is gebeurd tussen 1945 en 1949.
Eerder gebeurde dat al in 1969, zegt Pondaag. Toen liet de regering een onderzoek doen naar de inzet van geweld tijdens de dekolonisatie van Indonesië. De resultaten werden vastgelegd in de zogeheten Excessennota. Het kabinet zei daarin dat er tijdens de onafhankelijkheidsstrijd weliswaar tientallen excessen en geweldsincidenten hadden plaatsgevonden, maar dat dat uitzonderingen waren in plaats van oorlogsmisdaden. Dat is nog altijd het officiële Nederlandse standpunt.
Aanleiding voor het onderzoek in 1969 was het verhaal van veteraan Joop Hueting, die op televisie vertelde over de oorlogsmisdaden die het Nederlandse leger had begaan:
Sinds begin deze eeuw is er hernieuwde aandacht voor de rol van het Nederlandse leger in Indonesië. Koning Willem-Alexander bood twee jaar geleden zijn excuses aan voor het Nederlandse geweld in het land tijdens de onafhankelijkheidsstrijd.