Het drama met de Stint, waarbij vier kinderen omkwamen, is inmiddels meer dan drie jaar geleden. De juridische nasleep is nog altijd niet voorbij, maar deze week kan daar een eind aan komen.
Woensdag doet de Raad van State een belangrijke uitspraak. Kinderdagverblijven hopen op een schadevergoeding, de fabrikant van het vervoermiddel ook op eerherstel. Maar tot nu toe lag de minister steeds in de weg. We blikken - onder andere met een nabestaande - terug op de afgelopen jaren.
'Doet veel pijn'
Terug naar de dag van het drama, 20 september 2018. Een Stint, een elektrische bolderkar waarmee veel kinderopvangbedrijven kinderen vervoeren, rijdt bij station Oss West op het spoor. Een trein ramt de kar. Vier kinderen tussen de 4 en 8 overleven het ongeval niet.
"Het is nog steeds niet te bevatten", zegt Hans van Toor, vader van een van de omgekomen kinderen. "Vooral omdat er geen oorzaak bekend is van het ongeval. Ze hebben onderzoek gedaan maar ze hebben niets kunnen vinden. Dat doet ons heel erg veel pijn."
Kort na het ongeval besluit minister Cora van Nieuwenhuizen (Infrastructuur) alle Stints van de weg te halen. De beslissing komt als een totale verrassing voor de kinderopvang. Het voertuig is immers goedgekeurd voor de openbare weg. Emmeline Bijlsma, directeur Brancheorganisatie Kinderopvang: "Laten we eerlijk zijn: er gebeuren dagelijks ongelukken met auto's en met bussen. Ook dodelijke ongelukken. En toch worden die voertuigen niet meteen van de weg gehaald."
De opvangbedrijven en de fabrikant vechten het besluit van de minister aan. Uiteindelijk blijkt dat het ministerie al veel eerder fouten had gemaakt, in 2011. Het ministerie had de Stint toen niet mogen toelaten op de openbare weg. Het ministerie wilde zó graag innovatieve voertuigen in de straten, dat het te soepel omsprong met de veiligheidscriteria.
De Stint moet opnieuw worden gekeurd, volgens nieuwe criteria. Anderhalf jaar lang ligt de productie stil en de fabrikant gaat bijna failliet.
Er werd met eieren gegooid, 'moordenaar' geroepen.
Ook de kinderopvangbedrijven lijden flinke schade. Ze moeten lange tijd ander vervoer regelen, zoals busjes en taxi's. "Per organisatie gaat het om ongeveer 100.000 euro schade", zegt Bijlsma, die 170 organisaties vertegenwoordigt bij de rechter. "Dus dat komt uit op een aardig bedrag, maar voor de overheid is het natuurlijk peanuts."
In 2019 biedt Van Nieuwenhuizen in de Tweede Kamer geëmotioneerd haar excuses aan voor de fouten bij de toelating. Nabestaande Hans van Toor is erbij op de publieke tribune. Hij bedankt de minister met een luid "dank u". Maar verder dan woorden gaan de excuses van de minister niet.
'Juridische trucjes'
In maart dit jaar oordeelt de rechtbank Noord-Nederland dat de overheid al bij de toelating had kunnen weten dat de Stint niet aan de regels voldeed. En dus is er sprake van onzorgvuldigheid en hebben de fabrikant en de kinderopvang recht op schavergoeding.
Stint-directeur Edwin Renzen ziet deze uitspraak ook als een vorm van eerherstel. "We werden voor mijn gevoel gezien als slecht bedrijf met een slecht product. Kinderopvangmedewerkers die reden met Stints kregen ongekende reacties over zich heen. Er werd met eieren gegooid, 'moordenaar' geroepen. Dat gebeurde op verschillende plekken in het land. Het was bijzonder heftig."
Maar de minister gaat tegen de uitspraak in beroep. De zaak belandt daarna bij de Raad van State. Daar betoogt de landsadvocaat dat de overheid de Stint terecht van de weg haalde omdat "het veiligheidsniveau ontoereikend was voor personenvervoer". Volgens de landsadvocaat was de verongelukte Stint van een ander type dan het goedgekeurde model.
Bijlsma, van de kinderopvangorganisaties, noemt dit juridische "trucjes", waarmee de minister onder de verantwoordelijkheid uit probeert te komen. "Als je in de Kamer in tranen toegeeft 'ik heb fouten gemaakt', dan vind ik het echt heel vreemd dat je toch in hoger beroep gaat."
'Het is en blijft moeilijk'
De - definitieve - uitspraak komt dus woensdag. Voor de fabrikant en de kinderopvang komt daarmee een eind aan de juridische strijd. Voor nabestaande Hans van Toor maakt de uitspraak geen verschil. De vraag hoe het ongeluk heeft kunnen gebeuren is ook in deze zaak niet beantwoord.
"Het is en blijft moeilijk. Om een jongetje van vier jaar te verliezen, terwijl je er zelf helemaal niets aan kunt doen."
De vier slachtoffers zaten op basisschool de Korenaer in Oss. Voor leerlingen en leerkrachten van de school volgde een moeilijke periode: