"Niet draaien!" Dat is het eerste wat we horen van de autoriteiten die ons al vanaf onze aankomst op het vliegveld op de hielen zitten. Door een gat in een afscheidingswand zien we Chinezen in legeruniform met wapenstokken. Hier filmen wordt ons verboden, zoals veel vaker tijdens onze reis in Xinjiang, een regio geregeerd door repressie, intimidatie en angst.
De reis kon juist doorgaan doordat de Chinezen ons uitnodigden het leven van Oeigoeren in het meest westelijke deel van China vast te leggen. Honderdduizenden Oeigoeren worden daar in gevangenkampen opgesloten, gestraft en gehersenspoeld om de cultuur van de islamitische minderheid uit te roeien. China ontkent en zegt dat het om vrijwillige beroepsscholen gaat.
"Als jullie interesse hebben om Xinjiang verder te ontdekken, zijn jullie van harte welkom", belooft de Chinese minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi ons afgelopen jaar. "Om de situatie objectief te bekijken. Dat is beter dan je te baseren op geruchten of ongegronde beschuldigingen."
Nergens alleen
Met de uitnodiging op zak nemen we het vliegtuig naar Urumqi, de hoofdstad van Xinjiang. Op verzoeken aan de Chinese autoriteiten om de "beroepsscholen" te bezoeken, is na een jaar nog niet gereageerd. Maar Xinjiang is 'open': in tegenstelling tot Tibet mogen journalisten er zonder extra papieren naartoe reizen.
We zijn met zijn tweeën, maar we worden nergens alleen gelaten. Aan het einde van de reis heb ik tientallen nummerborden genoteerd. Auto's die ons overal volgen. Die stoppen of omkeren als wij dat doen, ons met draaiende motoren opwachten voor onze hotellobby's. De restaurants waar we eten, de trein, het vliegtuig: zelfs tot op het toilet worden we geschaduwd.
In Urumqi weten we in elk geval nog wat vast te leggen. Gebedshuizen die niet zijn vernietigd, zijn er 'verchineesd'. Minaretten zijn verdwenen. Andere moskeeën zijn dicht, officieel vanwege renovatie. In vier dagen tijd heb ik niemand zien bidden.
We weten een kampennetwerk te bereiken in Xinshi, letterlijk de 'Nieuwe Stad', aan de noordrand van Urumqi. Voordat drie politieagenten ons vriendelijk doch dringend verzoeken te stoppen met filmen leggen we vast hoe ook hier sprake is van schaalvergroting.
We weten beelden veilig te stellen waarop te zien is hoe zowel binnen als buiten de hoge gevangenismuren wordt gebouwd:
In provinciestad Kuqa, waar een extra dozijn manschappen is opgetrommeld om ons op te wachten, wordt het werk nog ingewikkelder. Chauffeurs, geboekt via de app Didi, worden zonder uitzondering gebeld door de autoriteiten. Soms kunnen we meeluisteren op de speaker. "Laat ze nergens uitstappen", horen we aan de andere kant van de lijn.
Een andere chauffeur wordt verteld "uit te kijken" met zijn passagiers. "Zet ze af bij het vliegveld, en meld je dan bij de politie", hoor ik. Een andere chauffeur gebaart dat er wordt meegeluisterd. Hij fluistert dat we onze mond beter dicht kunnen houden.
Onderweg naar katoenprovincie Xayar wordt onze chauffeur gevraagd te acteren alsof zijn auto stuk is. Hij trapt de koppeling in en geeft vol gas. "Het lijkt erop alsof de motor stuk is", roept hij, licht zenuwachtig.
Bij één van de vele checkpoints neemt hij, samen met een agent, poolshoogte onder de motorkap. Hij pakt een steeksleutel, draait een schroef van de accu los en vast. "Misschien dat dit helpt!" Ik vraag wat de accu met de motor te maken heeft, maar daarop moet chauffeur Dong het antwoord schuldig blijven.
Het helpt niet als tien man in mijn nek hijgen en dorpsbewoners aansporen niet met ons te praten.
Aangekomen in Xayar schiet ik uit mijn slof als ons aanvankelijk verboden wordt katoenvelden te filmen, en mensen actief worden aangesproken niet met ons te praten. Het is de enige keer dat de autoriteiten onze perskaart vragen en de onbekenden zichzelf voorstellen, in dit geval als medewerkers van het lokale propagandadepartement.
"Het helpt niet als er tien man in mijn nek hijgen", roep ik. "En al helemaal niet als die mensen dorpsbewoners aansporen niet met ons te praten." Ik krijg als antwoord: "We zijn met minder dan tien." Een kleine glimlach kan ik niet onderdrukken.
Selfie-act en bumperkleef-acties
Daarna wordt het grimmiger. Bij terugkomst in ons hotel is de lobby gevuld met volgers. Ze zijn vaak te herkennen aan donkere kleding, soms aangevuld met een zonnebril. En een sleutelbos, bevestigd aan één van de riemlussen. Ze stellen zich voor als toerist, en wisselen naar de selfie-camera van hun smartphone zodra je in de buurt komt. Een vaak onhandige acteer-act die moet verhullen waar ze eigenlijk voor zijn ingehuurd.
Ze rennen naar buiten zodra je de straat op gaat om wat drinken te kopen, zenuwachtig append naar hun collega's op de uitvalswegen rond ons hotel. Het gaat om zowel Han-Chinezen als Oeigoeren. Ik vraag me af of het werk voor hen een overlevingsstrategie is om buiten de kampen te blijven.
Op de straten, onderweg naar een reusachtig detentiecentrum in Kuqa, beginnen ze nadrukkelijker te bumperkleven. Ze geven hard gas, verschijnen links en rechts van ons. Opsodemieteren, lijkt de boodschap.
Contact met Oeigoeren onmogelijk
Aangekomen bij het treinstation van Kuqa staan enkele van de mannen die ons de afgelopen twee dagen volgden, al in de rij. Een van de volgers heeft een koffer bij zich, die hij later overdraagt aan één van zijn handlangers, die instapt in dezelfde wagon als wij.
In de slaapwagon houdt een achttal onbekenden ons vanaf de klapstoeltjes in de gaten. Als de trein iets na zes uur in de ochtend verder rijdt, gaan ze de coupés langs om de slapende reizigers te waarschuwen niet met ons te praten.
Praten met Han-Chinezen is tijdens onze reis geen probleem, maar echt in contact komen met Oeigoeren is door de druk van onze volgers onmogelijk. Daarvoor zijn we aangewezen op andere bronnen, vooral in het buitenland. Maar hun verhalen spelen zich voor een groot deel in het verleden af. De meeste Oeigoeren spreken zich pas uit als ze veilig zijn. Als alles toch al kwijt is, of familieleden langdurig zitten opgesloten.
Twee politieagenten houden de wacht totdat de gate op het vliegveld van Korla sluit. Voor ons wacht de relatieve vrijheid van Peking. Wij kunnen weg. Zij niet.