De pensioenfondsen staan er al tijden niet rooskleurig voor en dus moet het roer om. Maar de onderhandelingen over een nieuw stelsel duren nu al tien jaar. Steeds als er een eind in zicht komt, zijn er toch weer nieuwe problemen. Morgen gaan de onderhandelingen tussen kabinet, vakbonden en werkgevers verder.
Het huidige pensioenstelsel is in essentie simpel: we betalen iedere maand premie aan een pensioenfonds. Die premie wordt gespaard en belegd en wanneer we met pensioen gaan krijgen we een uitkering.
En het systeem werkt best goed. Ruim drie miljoen gepensioneerden krijgen nu een uitkering en vijf miljoen werkenden sparen voor het pensioen. Er zit veel geld in de Nederlandse pensioenpot: ruim 1500 miljard euro. Dat is bijna net zoveel als we in Nederland in twee jaar met elkaar verdienen.
Eén grote pot
Toch is er een probleem. "Dat ligt aan het systeem dat er in Nederland is gekozen", legt econoom Mathijs Bouman uit. "In Nederland leg je elk jaar premie in, en in ruil daarvoor belooft het pensioenfonds een stukje uitkering op je pensioenleeftijd. Ieder jaar komt daar een schijfje bij. Totdat na veertig jaar werken zo'n zeventig procent van het gemiddeld verdiende salaris is gespaard."
Alle premies gaan bij het Nederlandse pensioenstelsel dus in één grote pot. Er is niet een eigen pensioenspaarvarken, maar alleen recht op een deel van het gezamenlijke spaargeld. Bouman: "Onderweg moet dan dus gecontroleerd worden of er in de toekomst wel net zoveel geld in de pot zit als aan alle premiebetalers is beloofd. Daarvoor moet ieder fonds een rekensom maken."
De uitkomst van die rekensom heet de dekkingsgraad. Die moet eigenlijk boven de 100, maar het liefst, voor de zekerheid, een beetje hoger, 104 procent, zijn. "Lange tijd ging dit goed. Kijk maar naar de dekkingsgraad van het pensioenfonds ABP. Jarenlang mooie cijfers, maar sinds 2008 gaat het bergafwaarts en de laatste jaren zijn de rekensommen niet voldoende om alle beloftes ook uit te voeren."
Volgens de regels moet er bij onvoldoende dekkingsgraad op de pensioenen worden gekort. Gepensioneerden krijgen dan een lagere uitkering. Maar dat willen de vakbonden en fondsbesturen niet. Bouman: "Vandaar dat we al vele jaren praten over een nieuw pensioenstelsel."
Uiterst onzeker
Zoals het er nu naar uitziet, staat in dat nieuwe stelsel niet de uitkering, maar de premie centraal. Er is dan geen belofte meer van een bepaald pensioen op latere leeftijd, maar alleen een actuele stand van wat er tot dan toe is gespaard en belegd. Er wordt niets beloofd, dus er kunnen geen tekorten ontstaan.
Bouman: "Dat is duidelijk, maar het levert wel een pensioen op dat uiterst onzeker is. Want beurskoersen kunnen elk moment veranderen, dus de pensioenuitkering ook."
Eerder al werd een variant van dit systeem door een deel van de FNV-achterban betiteld als een "casinopensioen". Met grote moeite kon de FNV de gelederen toch gesloten houden. Maar het pensioenakkoord haalde het uiteindelijk niet. Maar nu kiezen ze opnieuw voor dezelfde variant.
Kunstmatige sommetjes
En dan wordt het toch weer ingewikkeld. Want om te voorkomen dat de ene gepensioneerde een hoge uitkering krijgt, en de andere een lage - alleen maar omdat de beurskoersen fluctueren - wil men in het nieuwe stelsel de beleggingsrisico's gaan delen: er komt een buffer waarin geld gaat als de beurzen hoog staan, en geld uit kan worden gehaald als de beurskoersen omlaag gaan.
Zo glippen er toch stiekem weer beloftes in het nieuwe stelsel. Want 'geluksgeneraties' beloven in feite om 'pechgeneraties' te compenseren. En dat levert direct nieuwe problemen op. Bouman: "Want wanneer zijn koersen hoog en wanneer zijn ze laag? Daarvoor zullen toch weer kunstmatige sommetjes moeten worden gemaakt. Met arbitraire rekenregels. Hè, vervelend, wordt het toch weer ingewikkeld."