"Het is niet prettig, maar zo voorbij." Een jonge vrouw, nauwelijks herkenbaar in haar witte, veel te grote pak, buigt zich voorover door mijn autoraam en duwt een lang wattenstaafje in mijn neus. Ze is onze redding. We zijn in Baarn op een afgelegen industrieterrein. Voor 95 euro testen we in deze geïmproviseerde drive-in of we besmet zijn met het coronavirus.
Nooit gedacht dat we in een Europees land zouden moeten bewijzen dat we gezond zijn, maar het is een eis van Oostenrijk. In dat land is deze test vier dagen geldig. Op het moment van de test, gaat de teller lopen. Die periode mogen journalisten er vrij werken. We besluiten de gok te wagen en rijden al naar de Duits-Oostenrijkse grens, om daar de uitslag af te wachten. Zo winnen we een werkdag.
De volgende middag krijgen we bericht: 'coronavrij'. Het verbaast me dat ik opgelucht ben. Blijkbaar had ik wat 'gevaarlijke' momenten tijdens eerdere reportages in mijn achterhoofd. De begrafenisondernemer in het Franse Mulhouse die ons onverwacht meenam naar de kisten met net overleden slachtoffers. De jongeren in de Franse banlieue die gevaarlijk dichtbij kwamen staan.
Zie in deze video hoe het coronavirus het leven in de banlieues nog ingewikkelder maakt:
Maar we zijn dus niet ziek en mogen doorreizen.
Bij gebrek aan een ouderwetse grensovergang worden we van de Duitse autobaan weggeleid naar een pompstation. Daar controleren politie en douane de inzittenden. Een Oostenrijkse politieman met groene baret en mondmasker in bijpassende kleur kijkt verbaasd naar de auto met Nederlandse journalisten. "Komen jullie over dat idiote virus berichten? Goed zo. Rij maar door."
We zijn beduusd. Was al onze moeite dan voor niks? De officiële papieren met onze coronatest wil hij niet eens inkijken. Maar die avond in ons hotel in een Oostenrijks skidorp blijken onze negatieve testen cruciaal. Philip, de waard, faxt ze naar het toeristenbureau. Pas dan krijgt hij goedkeuring om ons een kamer te verhuren.
De barman was besmet
Het bergdorp Ischgl is na weken verplichte quarantaine eindelijk open. Maar niets wijst op leven in de brouwerij. Alleen bij de plaatselijke supermarkt laden bewoners haastig hun kofferbak vol boodschappen. Iedereen heeft mondkapjes op en handschoenen aan. In dit dorp bleek begin maart een barman besmet met corona. De après-skibar ging dicht, maar in de vallei bleven andere bars en skiliften open.
Meer dan vijfduizend toeristen uit heel Europa raakten besmet. Mensen gingen dood. Een traumatische ervaring voor het dorp. Ook hoteleigenaar Philip maakt een zorgelijke indruk. We zijn de enige gasten. Raakt zijn hotel ooit nog vol? Hoe kan er hier weer massaal geskied en gefeest worden? "Ik haat dit virus", lacht hij bitter.
Chrysanten op de trappen
Twee dagen later rijden we naar Italië. De belangrijke snelweg richting Venetië is zo leeg dat elke vrachtauto opvalt. Tankstations hebben de rolluiken naar beneden. De witte busjes op de weg hebben buitenlandse kentekens, uit Roemenië en Litouwen. Door de ruiten zien we vage schimmen. Seizoenarbeiders die de aardbeienoogst gaan redden?
In het Noord-Italiaanse stadje Vittoria Veneto vallen we midden in een opvallend protest. Zo'n honderd middenstanders staan verspreid over het grote plein voor het gemeentehuis. Ze leggen chrysanten op de trappen. Kapster Giulia wilde een demonstratie organiseren, maar dat werd verboden vanwege het virus. Daarom zette ze het om in een stille roep om hulp.
"Deze bloemen leggen we altijd op onze graven, nu liggen ze hier. Door de gedwongen sluiting sterven onze bedrijven." Italiaanse ondernemers kregen 600 euro steun. Een schijntje, noemen ze dat. Giulia: "Alle personeels- en elektriciteitskosten en de huur moet ik betalen. Terwijl ik niks verdien. En dan verwacht de premier dat ik ook nog belastingen betaal?"
Een boom van een kerel beschrijft zijn drukke bar, zijn trots, met al negen weken dichte luiken. "Ik heb kinderen en pieker veel. Het eind van de maand halen, lukt nauwelijks." Hij is teleurgesteld in de Europese Unie. "Eerlijk gezegd doet de EU niks voor Italië. En wat heeft één Europa dan voor zin?"
De sfeer verandert als een groepje ontdekt dat we uit Nederland komen. Een vrouw van middelbare leeftijd komt schreeuwend op ons af: "Weg hier. We praten niet met Nederlanders." Een boze man: "Jullie bestaan niet meer voor mij. Jullie met je Nederlandse minister die zegt: 'Nooit geld naar Italië'. Dat zal ik niet vergeten. De groeten. Ciao."
'Excuus, we zijn wat verhit'
Als we later een dichte kapsalon filmen, komt een oudere man naar ons toe met twee espresso's in een plastic bekertje. We herkennen hem van de demonstratie. "Excuseer ons van zojuist", legt hij uit. "We zijn wat verhit. Maar loopt u eens langs al die dichte bedrijven, dan begrijpt u het wel."
Terug reizen we niet meer via Oostenrijk: onze coronatest is verlopen. We volgen een drie uur langere route via Frankrijk, dat mag wel. Aan de Franse grens staat niemand om reizigers te controleren. Zelfs niet uit Noord-Italië. We rijden over het Franse platteland, door verlaten dorpjes. De tijd lijkt stil te staan.
Twee oude mannetjes kijken ons na. Een Nederlands kenteken als curiositeit. Zo moet reizen vroeger ook zijn geweest, mijmeren we. Maar dan passeren we een marmerwerkplaats. Lijkwagens wachten, op een rij. En op de grond staan potten met chrysanten.