Waarom krijgt Nederland maar geen vrouwelijke premier?
Marijn Dorrestijn en Susan Sjouwerman
redacteuren Online
Marijn Dorrestijn en Susan Sjouwerman
redacteuren Online
Sophie Wilmès wordt de eerste vrouwelijke (demissionair) premier van België. Ze volgt Charles Michel op, die vertrekt naar de Europese Raad. Hoewel het voor onze zuiderburen een primeur is, heeft een grote meerderheid van landen in Europa al vrouwelijke regeringsleiders of presidenten gehad.
Zo niet Nederland: ons land heeft alleen mannelijke premiers gehad, en wordt daarmee binnen Europa langzaamaan een uitzondering. Met de koninginnen Wilhelmina, Juliana en Beatrix hadden we weliswaar decennialang een vrouwelijk staatshoofd, maar vorsten worden niet gekozen.
Waarom blijven we zo achter op dit vlak? "We hebben een vrouwelijke partijleider van een grote partij nodig; die maakt kans om premier te worden. Maar die hebben we niet. En dus komt er ook geen vrouwelijke premier", zegt politicoloog Liza Mügge. Zij is universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam.
Mügge wijst erop dat het gebrek aan vrouwelijke partijleiders de meest simpele verklaring is. De oorzaak van het uitblijven van een vrouwelijke premier in Nederland gaat dieper.
"Er zijn in de politiek minder vrouwelijke rolmodellen dan mannelijke. Dan gaat over de hele linie. Het begint al bij aspiranten: mensen die denken 'hee, de politiek is misschien wel iets voor mij'. Het gaat vervolgens over mensen die zich kandidaat stellen, over mensen die gekozen worden en over de loopbaan die politici hebben binnen hun partij. Het gebrek aan vrouwelijke rolmodellen blokkeert de doorstroom naar de top."
Financieel-economische achtergrond
Er zijn vrouwelijke politici geweest die (heel) dichtbij de functie van premier waren. KVP-politica Marga Klompé werd na de Tweede Kamerverkiezingen van 1967 door haar winnende partij gevraagd om premier te worden. Klompé vond zichzelf echter niet voldoende financieel-economisch onderlegd om de functie te bekleden. Haar KVP-collega Piet de Jong werd uiteindelijk premier. Hij had overigens ook geen financieel-economische achtergrond.
Sinds Marga Klompé zijn er geen vrouwelijke politici meer geweest die de kans kregen premier te worden. Er waren wel vrouwen die hun ambitie voor het premierschap lieten blijken. (Oud-)VVD'ers Rita Verdonk en Neelie Kroes deden dat, en recenter ook Cora van Nieuwenhuizen.
Volgens Mügge moet het huidige politieke systeem aangepakt worden om vrouwen meer kans te geven op een werkelijk premierschap. "Een quotum voor politieke benoemingen op verschillende niveaus kan een goed correctiemiddel zijn. Maar er moet al eerder actie ondernomen worden: in de opvoeding, het onderwijs en het Jeugdjournaal mag best verteld worden dat de man/vrouw-verhoudingen in de politiek nu scheef zijn."
Dat het in andere landen beter gaat met vrouwelijk politiek leiderschap, ook buiten Europa, heeft deels te maken met de situatie in die landen. Mügge: "Uit wereldwijd onderzoek blijkt dat vrouwen eerder leider van een partij of een land worden als er instabiliteit is. Er is dan minder competitie om de leider te worden, vrouwen worden sneller naar voren geschoven."
Volgens Amerikaans onderzoek hebben 70 van de 146 landen ter wereld nu een vrouwelijke regeringsleider gehad. Zo hebben veel Zuid-Amerikaanse landen ervaring met vrouwelijke leiders. Denk aan Dilma Rousseff in Brazilië of Cristina Fernández de Kirchner in Argentinië - en ook grote Aziatische landen hadden vrouwen aan de top. India had jarenlang Indira Gandhi als premier, Pakistan had Benazir Bhutto en Indonesië werd eerder geleid door president Megawati Soekarnoputri.