Nederland demonstratieland: waarom we nu zo vaak de straat op gaan
Lennart Bloemhof
redacteur Online
Lennart Bloemhof
redacteur Online
Na alle klimaatacties en de grootschalige boerenprotesten in Den Haag is het nog lang niet voorbij met demonstraties in Nederland. De komende weken staan heel wat acties gepland: van onder anderen leraren, zorgpersoneel, bouwers, baggeraars en grondwerkers. Een nieuwe werkelijkheid? Nee hoor, zegt socioloog Jacquelien van Stekelenburg. "Wij zijn veel meer een demonstratieland dan we denken."
Sterker: er wordt op dit moment net zoveel gedemonstreerd als in de roerige jaren 60, zegt Van Stekelenburg op basis van een analyse van het aantal protesten door de jaren heen. Het was een conclusie waar ze zelf, als hoogleraar sociale verandering en conflict aan de Vrije Universiteit, even aan moest wennen. "Omdat ik net als veel andere Nederlanders het idee had dat we niet zo vaak meer betogen."
Volgens Van Stekelenburg komen protesten in Nederland in golfbewegingen, onder meer omdat de bereidheid om de straat op te gaan hier lager is dan bijvoorbeeld in Zuid-Europa. Zo'n 5 tot 10 procent van de Nederlanders gaat eens in de twaalf maanden de straat op. In Frankrijk is dat tussen de 40 en 45 procent, in Spanje nog meer. Volgens Van Stekelenburg voelen burgers zich in die landen eerder machteloos, aangezien de afstand tot de politiek er groter is.
Vandaag was er opnieuw groot boerenprotest; een samenvatting zie je in de video:
De huidige protestgolf zwol aan na het uitbreken van de financiële crisis in 2008, toen de onvrede toenam. "En het is nu springvloed", zegt ze.
Jurist Berend Roorda beaamt dat. Hij specialiseerde zich in demonstratierecht en dook voor zijn proefschrift in de cijfers van 'demonstratiehoofdstad' Den Haag. In 2002 kreeg de Hofstad nog 350 demonstratie-aanvragen; tegenwoordig zijn dat er zo'n 1500. In Amsterdam steeg het aantal van 200 in 2014 tot 1081 vorig jaar.
Na jaren onderzoek heeft Roorda wel een idee waarom mensen vaker de straat opgaan. "De toegenomen polarisering in de maatschappij, de aanwezigheid van steeds meer actiegroepen die over de hele wereld actief zijn en de opkomst van sociale media, waardoor mensen sneller en makkelijker gemobiliseerd kunnen worden."
Beelden van demonstraties in de afgelopen dagen:
Van Stekelenburg onderschrijft die redenen. Dat de jaren 60 ondanks al die demonstraties meer het imago hebben van protestjaren, bijvoorbeeld vanwege de rellen rond de Maagdenhuisbezetting in 1969, komt doordat zowel demonstranten als autoriteiten in de loop der jaren hebben geleerd hoe escalatie te voorkomen.
Wel is demonstreren anno 2019 laagdrempeliger. Sociale media spelen daarbij een belangrijke rol. Van Stekelenburg: "Het is meer bottom-up geworden, dus van onderaf georganiseerd. Iedereen kan tegenwoordig een protest organiseren."
Hoewel dat geen garantie is voor een succes, benadrukt ze. "Sociale media hebben weliswaar alles veranderd, maar een beweging kan nog steeds alleen groot worden in een institutionele structuur, waarin mensen elkaar ontmoeten. Dat zag je goed bij de klimaatspijbelaars. Een oproep op Twitter is makkelijk te negeren, maar als het er in de klas de hele tijd over gaat en er appgroepjes worden aangemaakt, ontstaat er een sociale belofte."
'Klein relletje is goed'
Overkoepelend thema in huidige demonstraties is de klimaatproblematiek. Waar boeren boos zijn over de in hun ogen onterecht hoge prijs die ze moeten betalen in de stikstofdiscussie, vinden actiegroepen als Extinction Rebellion juist dat het milieu- en klimaatbeleid juist niet ver genoeg gaat.
Beide partijen kiezen voor ontregelende acties, om zoveel mogelijk aandacht te genereren voor hun standpunten. Logisch, zegt Van Stekelenburg: "Je haalt op twee manieren het nieuws: of door een extreem grote opkomst, of door een klein relletje".
Alleen wel met de nadruk op klein, zegt ze. "Als het uit de hand loopt, hoeven journalisten namelijk jouw boodschap niet meer over te brengen in hun berichtgeving. Verder verlies je zo sympathie bij de bevolking. En die sympathie heb je nodig om de publieke opinie te beïnvloeden of iets te agenderen."
'Hand niet overspelen'
In Groningen liep het maandag bij de boerenprotesten uit de hand, vond Jan Brouwer, hoogleraar rechtswetenschap en directeur van het Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid. Hij waarschuwde boeren hun hand niet te overspelen. "Want als je een monumentale deur uit een provinciehuis trekt, heb je de grenzen van het recht op demonstreren bereikt. Ik denk zelfs overschreden."
Beelden van boeren die de deur van het Groningse provinciehuis forceren:
Verder plaatst hij vraagtekens bij het spontane karakter van de huidige demonstraties. "Officieel is er een meldingsplicht. Dat gebeurt alleen steeds minder vaak en volgens Europese jurisprudentie moeten ook niet-aangemelde protesten beschermd moeten worden. Aan de andere kant moeten burgemeesters weten waar ze aan toe zijn. Dat kan nog weleens een probleem worden, nu het aantal protesten zo sterk toeneemt."
Zo bezetten in het kielzog van de boeren en klimaatactivisten Greenpeace-betogers maandag Shell-olieplatforms in de Noordzee. Afgelopen weekend trokken er zo'n duizend Koerden naar het Malieveld om te betogen tegen de Turkse inval in het noordoosten van Syrië. Verder is het eerste protest tegen een mogelijk vuurwerkprotest al aangekondigd.
"Zien protesteren, doet protesteren", zegt socioloog Van Stekelenburg. Of er daarom de komende jaren alleen maar meer mensen de straat opgaan? Ze sluit het op korte termijn niet uit. "Maar uiteindelijk blijft het een golfbeweging. Protesteren is zwaar. Het kost veel tijd en moeite. Mensen haken weer af. En een boer is uiteindelijk toch het liefst op zijn erf."