Sinds 2016 is er in Nederland 68 keer een straf opgelegd aan veroordeelde jihadisten. Dat blijkt uit cijfers die Nieuwsuur heeft opgevraagd bij het Openbaar Ministerie (OM). Het gaat om zaken waarbij sprake is van een terroristisch oogmerk, zegt terrorismedeskundige Jelle van Buuren. "Het kan gaan om de financiering van terrorisme, ronselen, uitreizen, tot en met het overgaan op een terroristische actie."
In 2017 zijn er 318 onderzoeken gestart. "Het grootste deel van die zaken gaat om mensen die nog in het buitenland zitten, in Syrië of Irak. Die zaken worden voorbereid voor het moment dat die foreign fighters terugkomen naar Nederland. Dan kunnen ze meteen worden gearresteerd en ligt er alvast een zaak."
Een kleiner deel van de zaken richt zich op wat er nu in Nederland gebeurt. "Denk weer aan de financiering, maar ook aan opruiing of haat zaaien. En uiteraard de zwaardere vormen: het voorbereiden van een aanslag."
Arnhemse terreurverdachten
Vandaag is de eerste zitting tegen zes terreurverdachten uit Arnhem. De mannen worden verdacht van het voorbereiden van een aanslag. Volgens de landelijke recherche ging het om de meest serieuze aanslagplannen in Nederland tot nu toe.
De mannen wilden afgelopen september volgens het OM machinegeweren en bomvesten gebruiken bij de aanslag. Op een andere plaats zouden de verdachten een autobom willen laten ontploffen. Bij huiszoekingen werd een grote hoeveelheid grondstoffen voor explosieven gevonden.
De mannen werden opgepakt voordat zij hun plannen konden uitvoeren. Dat is nog niet makkelijk, zegt Van Buuren. "Het strafrecht is eigenlijk bedoeld voor als iets dat al gebeurd is."
De rol van de politie en het OM is belangrijk bij het voorkomen van terrorisme, maar ze worden hierdoor wel beperkt, benadrukt hij. "Je ziet dat er vaker preventief wordt ingegrepen. Dat is lastig voor het bewijs: soms lukt het gewoon niet om het rond te krijgen."
"De vraag is altijd: wanneer moet je ingrijpen? Je wilt niet te laat zijn, want dan kan er al iets verschrikkelijk mis zijn gegaan. Maar je wilt ook niet te vroeg ingrijpen, want dan heb je te weinig bewijs, of niet genoeg bewijs voor een hoge straf."
Bovendien zijn potentiële terroristen de politie en het OM ook vaak te slim af. "De nieuwste generaties activisten zijn steeds veiligheidsbewuster geworden. Ze hebben geleerd van vroegere fouten. Wanneer iemand wordt opgepakt, blijkt uit het strafdossier wat de politie allemaal heeft ingezet en gedaan om tot het bewijs te komen. Daar leren ze van."
Uit de cijfers blijkt dat in vijftien gevallen verdachten zijn vrijgesproken. "Dan heeft het OM een zaak niet rond gekregen of is er doelbewust heel vroeg ingegrepen om te zorgen dat mensen niet iets fouts konden gaan doen. Dan lopen ze het risico dat er te weinig bewijs is voor een succesvolle vervolging."
Het blijft lastig: wanneer weet je zeker of iemand echt iets doet als voorbereiding op een terroristische aanslag?
Tot nu toe is het OM steeds op tijd als er echte aanslagplannen worden gesmeed. "Er wordt ingegrepen voordat een aanslag heeft plaatsgevonden. Dus op het moment dat mensen plannen maken en ze wapens proberen aan te schaffen voor een dergelijke aanslag."
Maar hoe bewijs je dat? Dat is volgens Van Buuren het ingewikkelde aan het tegengaan van terrorisme. "Het gaat om voorbereidingshandelingen: het duurt soms lang en je moet echt heel veel informatie verzamelen om dat zó te kunnen bewijzen dat mensen ook voor enige tijd in de cel gaan."
Ook het uitvoeren van voorbereidingshandelingen is nu strafbaar. Maar de straf die wordt opgelegd, is nog steeds veel lager dan wanneer er is overgegaan tot actie. "En ook met voorbereidingshandelingen blijft het lastig om te bewijzen: wanneer weet je zeker of iemand echt iets doet als voorbereiding op een terroristische aanslag?"
Zo zijn er de afgelopen jaren ook zaken mislukt. "Dat waren meestal zaken over het rekruteren voor de gewapende strijd. Daar heeft het OM geen succes mee geboekt omdat het in de praktijk heel lastig te bewijzen viel. Dat soort zaken zie je nu ook bijna niet meer omdat je dan echt moet bewijzen dat iemand een ander overgehaald heeft om toe te treden tot een gewapende organisatie. Heel veel jihadisten zeggen dan: wij zijn zelf gegaan. Bewijs maar eens dat het anders is gegaan."