Het klinkt als een interessant idee: een psychiater die depressieve patiënten goed behandelt, krijgt beter betaald dan de psychiater met slechtere resultaten. Zorgverzekeraar Menzis begint volgend jaar met zo'n beloningssysteem op basis van resultaten in plaats van op het aantal behandelingen. Maar wie bepaalt of een therapie goed is?
Volgens psychiater Jim van Os van het UMC Utrecht is zoiets heel erg moeilijk te meten. "Als iemand een been breekt dan kun je op een foto zien dat het gebroken is. En na een behandeling met gips kan je na zes weken zien dat de breuk weer geheeld is. Maar dat gaat in de psychiatrie nooit lukken."
Jan Willem Poot, oprichter van jeugdkliniek Yes We Can, ziet juist wel de mogelijkheden én voordelen van resultaten meten. "Uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat ruim 70 procent van de jongeren die bij ons de behandeling hebben afgemaakt, geen specialistische zorg meer nodig heeft. Wij zijn daar heel erg trots op."
Yes We Can houdt de cijfers niet voor zichzelf, maar geeft ze door aan een stichting die de gegevens verwerkt in een soort ranglijst met behandelresultaten. Het is een project van de geestelijke gezondheidszorg, de ggz, dat in 2010 van start ging. Maar helemaal soepel verliep het de afgelopen jaren niet.
Eenzaamheid, somberheid of angst
"De stichting hebben we destijds opgericht om transparantie te bieden. Zodat een patiënt kan zien wat het resultaat is van een behandeling", zegt Jeroen Muller, directeur van kliniek Arkin. "De stichting moest vooral gegevens verzamelen, om die vervolgens weer terug te koppelen aan de behandelaren. Zodat we een discussie kunnen krijgen over hoe we onze behandelingen kunnen verbeteren."
Het beoordelen van de therapieën gaat als volgt: patiënten moeten voor en na de behandeling een lijst met vijftig vragen beantwoorden. Voorbeelden van vragen zijn: ben je zenuwachtig of beverig, heb je last van zelfmoordgedachtes, eenzaamheid, somberheid, angst of van het gevoel dat je niets waard bent. De patiënten kunnen daarvoor een score geven.
Alle resultaten worden in een databank opgeslagen met de naam van de instelling en zonder zichtbare gegevens van de patiënt. Zo ontstaat een lijst waaruit huisartsen en patiënten een keuze kunnen maken. De meeste grote instellingen vinden het geen probleem de lijsten in te dienen, maar een groep psychiaters en wetenschappers ziet er niks in.
Dit soort informatie mag nooit zonder toestemming van de patiënt buiten de muren van de behandelkamer terechtkomen.
Volgens psychiater Van Os gaat de databank voorbij aan de enorme verschillen tussen mensen. "De ene patiënt woont in het Gooi, heeft een inkomen en familie om zich heen, en een ander zit eenzaam in een achterstandswijk met schulden. Dat maakt dat een depressie bij de een wel en bij de ander niet opknapt. Maar dat ziet die database helemaal niet."
Toch is een schifting tussen goede en minder goede zorg belangrijk, bepleit Arkin-directeur Muller. Alleen al vanwege de grote hoeveelheid geld die omgaat in de ggz. "Het gaat om zo'n 5 miljard euro, van beschermd wonen-vormen tot de behandelingen die we geven aan mensen met een depressie of angst. Het is belangrijk dat we met dat geld ook echt mensen helpen."
Gegevens ongevraagd in de databank
Begin 2017 wordt het voor instellingen en zelfstandig psychiaters verplicht om gegevens te leveren aan de databank. Dan ontstaat er een kentering. Er wordt een actiecomité opgericht dat eist dat de database stopt. Het comité stelt daarbij een belangrijke vraag: hebben de patiënten wel toestemming gegeven om hun gegevens naar een databank te sturen? Meestal is dat niet expliciet gevraagd.
Zo komt voormalig ggz-cliënte Judica er per toeval achter dat haar gegevens zijn opgeslagen in de databank. "Dat wil ik helemaal niet. Ik heb er ook geen toestemming voor gegeven." De gegevens zijn volgens haar niet geanonimiseerd, maar 'gepseudonimiseerd'. "Dat betekent dat ze met moderne technieken en de koppeling met andere databanken te herleiden zijn tot de patiënt, tot mij."
Ze schrijft een brief naar de Autoriteit Persoonsgegevens, een overheidsdienst die de privacyrechten van burgers moet bewaken. Ze eist dat haar gegevens direct uit de databank worden verwijderd. "Dit soort informatie mag nooit zonder toestemming van de patiënt buiten de muren van de behandelkamer terechtkomen."
Een slepend dossier
Vervolgens gaat ook de politiek zich ermee bemoeien. Tijdens de nadagen van haar bewind zegt minister Edith Schippers dat expliciete toestemming van de patiënt nodig is. Staatssecretaris Paul Blokhuis, haar opvolger, zegt zelfs dat klinieken het besluit van de Autoriteit Persoonsgegevens moeten afwachten. Hij doelt daarmee op de brief van Judica, die wacht namelijk nog steeds op een reactie.
Door alle kritiek loopt de databank leeg. Veel klinieken trekken zich terug: half 2017 doen er nog 230 instellingen mee, nu zijn het er nog maar 75. "Het ligt allemaal stil en dat is natuurlijk idioot", zegt Muller. "Hoe lang willen we dit nog laten duren? Het is een enorm slepend dossier geworden. Het is in het belang van de patiënt dat hier zo snel mogelijk duidelijkheid over komt."