Nederland gaat arme landen helpen met naleving klimaatregels
Nederland gaat arme landen helpen bij het nemen van klimaatmaatregelen. De komende twee jaar is Nederland samen met Costa Rica voorzitter van een samenwerkingsverband, het zogenoemde NDC-partnerschap, dat ontwikkelingslanden helpt bij de uitvoering van de afspraken die op dit moment in Polen worden gemaakt.
Het gaat erom dat landen worden geholpen om hun eigen nationale klimaatdoelstellingen daadwerkelijk te halen. Daarbij wordt gewerkt aan de hand van het handboek met regels dat in Katowice wordt vastgesteld.
Voor ontwikkelingslanden is financiering van klimaatmaatregelen belangrijk. Maar dat is bij dit partnerschap zeker niet het enige, vertelt minister Sigrid Kaag voor Ontwikkelingssamenwerking. "Het gaat om meer dan financiering. Het gaat ook om technische assistentie en het goed inzichtelijk maken wat er moet veranderen in een land."
Bij thuiskomst aan de slag
Als er straks na de top in Polen een handboek met regels ligt, die voorschrijven hoe landen moeten handelen met het oog op het klimaat, gaat het om de praktische uitvoering ervan. Want de vrees bestaat dat ontwikkelingslanden hier moeilijk handen en voeten aan weten te geven.
Minister Kaag: "Ze hebben dan wel de doelen aanvaard, maar bij wijze van spreken komt de onderhandelaar dan terug in eigen land en wordt er gedacht: oké, we gaan weer over tot de orde van de dag." Dat komt volgens Kaag omdat veel ontwikkelingslanden al moeite genoeg hebben om bijvoorbeeld te zorgen voor voedselzekerheid voor de eigen bevolking. "Er is veel goede wil, maar in de uitvoering hapert het."
Wat dit in de praktijk betekent kan volgens Kaag per land verschillen. "Als het een land is dat zwaar afhankelijk is van fossiele bronnen voor energie, heb je een andere situatie dan in een land waar ze weinig eigen energiebronnen hebben, want daar kun je meteen kijken naar alternatieven."
Uganda
Uganda is volgens Kaag een mooi voorbeeld. "Dat land zei: wij hebben weinig uitstoot, want zo zit onze industrie niet in elkaar. Maar wij kunnen wel wat doen aan ontbossing en aan de manier waarop we koken, want dat is vaak op brandhout."
De bedoeling is dat zo per land wordt bekeken waar behoefte aan bestaat. "We gaan kijken: welk land haalt het en hoe staat het met de uitvoering? We gaan ze daarop aanspreken. En we gaan ook kijken of landen die al goed bezig zijn andere landen kunnen helpen."
Het partnerschap waar Nederland nu voorzitter van wordt, is overigens iets anders dan het centrum voor wereldwijde klimaatoplossingen, dat dit jaar in Nederland van start is gegaan. Dat bevordert alleen het delen van kennis tussen landen die tegen dezelfde problemen oplopen, terwijl het bij het partnerschap over het daadwerkelijk helpen van landen gaat.
Verkapte ontwikkelingshulp
Een belangrijk onderwerp van gesprek op de conferentie in Polen is de zogenoemde klimaatfinanciering. Al bijna tien jaar geleden werd in Kopenhagen afgesproken dat er vanaf 2020 elk jaar 100 miljard dollar door rijke landen ter beschikking wordt gesteld aan arme landen.
Bij bijvoorbeeld ontwikkelingsorganisaties bestaat de vrees dat rijke landen deze belofte niet zullen nakomen. Maar minister Kaag deelt dat gevoel niet. "Ik laat mij vertellen dat het goed op weg is om gehaald te worden." Ook de kritiek dat teveel geld hiervan eigenlijk verkapte ontwikkelingshulp is, wijst ze van de hand.
"Je kunt eigenlijk ontwikkelingssamenwerking en klimaatactie niet meer van elkaar scheiden. Want als je klimaatactie goed aanpakt, dan lever je ook een bijdrage aan wat tegenwoordig de aanpak van grondoorzaken heet: armoedebestrijding en het tegengaan van gebrek aan goed bestuur, dus het hoort bij het bredere ontwikkelingsverhaal."
Sterker nog, zegt Kaag: "Er zijn zelfs landen die zeggen: we willen dat het merendeel van de investeringen in klimaataanpassing gestopt wordt, de rest kunnen we zelf wel."