Na de ramp in Rana Plaza in Bangladesh, waarbij vijf jaar geleden meer dan 1100 textielbewerkers omkwamen, moest het anders. Het Bangladesh-akkoord werd in het leven geroepen om de veiligheid in kledingfabrieken te vergroten. Meer dan 200 kledingmerken en vakbonden hebben hun handtekening eronder gezet.
Door inspecties in de fabrieken en strengere veiligheidseisen is de situatie sterk verbeterd. Maar aan die ontwikkeling dreigt nu een einde te komen. Een fabriek in Bangladesh is naar de rechter gestapt. En door een besluit van het hooggerechtshof in Bangladesh dreigt er nu een streep door het akkoord te gaan.
Joris Oldenziel, adjunct-directeur van het Bangladesh-akkoord, maakt zich zorgen. "Volgens de rechter moet de overheid van Bangladesh de controles op zich nemen, maar die is daar nog niet klaar voor. Er is pas sinds kort een overheidsdienst opgezet. Wij willen in Bangladesh blijven om de overheid te helpen."
Officieel liep het Bangladesh-akkoord dit voorjaar af. De betrokken vakbonden en bedrijven besloten dat de looptijd moest worden verlengd. Ook omdat de overheid van Bangladesh volgens hen nog niet klaar is om het werk over te nemen. Daarom tekenden ze een transitieakkoord voor de komende drie jaar.
Maar het hooggerechtshof in Bangladesh steekt daar nu een stokje voor. Het hof heeft een een restraining order (gebiedsverbod) uitgevaardigd. Dat houdt in dat de inspecteurs van de organisatie achter het akkoord die kledingfabrieken inspecteren vanaf eind november niet meer welkom zijn.
De minister van Handel van Bangladesh zei eerder dat het land de controles van het akkoord niet meer nodig heeft, omdat het zelf kan zorgen voor de benodigde veiligheid. "Sinds het onverwachte Rana Plaza-incident zijn er geen ongelukken gebeurd." Volgens hem zijn de fabrieken nu veilig, arbeidsvriendelijk en van wereldklasse.
Afglijden naar de oude situatie
Oldenziel vreest voor de veiligheid van twee miljoen textielarbeiders. "Als de overheid nog niet klaar is om de inspecties over te nemen, dan is de kans groot dat de onveilige situaties blijven. Dat we weer afglijden naar de oude situatie. Er is dan geen akkoord dat de voortgang van verbeteringen blijft volgen en afdwingen."
Volgens hem zijn er in de afgelopen vijf jaar grote stappen gezet. "Alle fabrieken die produceren voor kledingmerken die zijn aangesloten bij het akkoord, zijn geïnspecteerd op brand- en bouwveiligheid. Er werden meer dan 150.000 risico's geïdentificeerd, waarna er verbeterplannen zijn opgesteld."
Zo'n 90 procent van de punten is volgens hem verbeterd. "Maar in die laatste 10 procent zitten nog een paar heel grote en belangrijke punten. Zoals branddetectie, brandblussystemen, sprinklers en rookmelders. Die zijn in de helft van de fabrieken nog niet volledig geïnstalleerd."
Ook als we het land worden uitgezet, zullen we doorgaan om het akkoord proberen te implementeren.
Voor de kledingmerken die zich bij het akkoord hebben aangesloten, heeft het ook consequenties, zegt Oldenziel. "We bieden nu de garantie dat kleding in de fabrieken veilig wordt gemaakt, maar als we niet meer zelf in Bangladesh kunnen opereren dan kunnen we daar niet meer zeker van zijn."
Of de merken dan evengoed hun kleding laten produceren in het land, is uiteindelijk aan henzelf. "Daarin moeten zij een eigen afweging maken. De kledingproductie blijft in Bangladesh sowieso bestaan, of dat nou is voor merken die zijn aangesloten bij het akkoord of voor andere merken."
Hij benadrukt dat het gebiedsverbod het Bangladesh-akkoord niet ongeldig maakt. "Ook als we het land worden uitgezet, zullen we doorgaan om het akkoord proberen te implementeren. Maar dat wordt wel moeilijker omdat we dan geen eigen mensen meer hebben in Bangladesh."