Aantal leerlingen dat thuiszit daalt niet
Het blijkt erg lastig om iets te doen aan het probleem van kinderen die langdurig niet naar school gaan. Het aantal thuiszitters (leerlingen die langer dan drie maanden geen onderwijs krijgen) is vorig jaar niet gedaald. Het kabinet wil dat over twee jaar geen enkel kind langer dan drie maanden thuiszit.
Minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs schrijft aan de Tweede Kamer dat vorig schooljaar ruim 4000 leerlingen langer dan drie maanden thuiszaten, zonder passend aanbod voor onderwijs of zorg. Dat waren er ongeveer net zo veel als in het schooljaar 2015/2016. Circa 1700 kinderen stonden helemaal niet ingeschreven op een school.
Er zijn allerlei redenen waarom kinderen langdurig thuiszitten. Sommige hebben psychische problemen, andere kampen met de naweeën van een vechtscheiding. Er zijn ook hoogbegaafde kinderen bij die aanpassingsproblemen hebben en kinderen die op school worden gepest. Het is de bedoeling dat scholen, gemeenten en hulpverleners samen een oplossing zoeken, maar dat lukt dus lang niet altijd.
Minister Slob schrijft dat hij niet tevreden is over de cijfers. "Kinderen die niet naar school gaan, kunnen een leerachterstand oplopen, maar lopen ook vriendjes en vriendinnetjes mis. Dat is onaanvaardbaar."
Oud-Kinderombudsman Marc Dullaert werd in 2016 aangesteld als 'aanjager'. Hij moest de afspraken uit het Thuiszitterspact tussen het kabinet, de scholen en de gemeenten uitwerken. Met de vier grote steden maakte hij afspraken over een heldere, eenduidige definitie van thuisblijvers en hoe ze geregistreerd worden. "Op deze manier kun je appels met appels vergelijken."
Dullaert is ervan overtuigd dat het probleem van de thuiszitters oplosbaar is, maar dan moet er beter samengewerkt worden tussen jeugdzorg en onderwijs. Kinderen die verzuimen, komen daardoor eerder op de radar en dan kan er eerder naar een oplossing worden gezocht. Het kabinet heeft Dullaert gevraagd nog zes maanden langer aan te blijven.
Vrijstelling
Minister Slob wil ook iets doen aan de stijging van het aantal leerlingen dat is vrijgesteld van onderwijs vanwege lichamelijke of psychische beperkingen. Zo'n vrijstelling wordt afgegeven door een arts. Slob wil in de wet opnemen dat ook gemeenten en scholen bij zo'n beslissing betrokken worden.
"Dat helpt artsen bij de afweging, omdat zij nu niet in alle gevallen een goed beeld hebben van alle mogelijkheden voor maatwerk in het onderwijs voor deze leerlingen", schrijft Slob.