'In Cuba is er geen revolutie zonder evolutie'
Jeroen Wielaert
Verslaggever
Jeroen Wielaert
Verslaggever
De Amerikaanse president Barack Obama brengt de komende dagen een historisch bezoek aan Cuba. Het is een belangrijke stap in de ontspanning tussen de twee buurlanden. Verslaggever Jeroen Wielaert maakte een privéreis over het mooie eiland vol armoede en sprak een aantal Cubanen. Hierbij zijn impressies.
Bij Casa Roly y Irma is het wegdek opengebroken. Een kip en een haan lopen rond, een lage kar op versleten wielen wordt voortgeduwd, een oude Amerikaanse Dodge wil er toeterend langs. Zo is het in veel van de smalle straten in de oude binnenstad van Havana. Het levendige gekrioel gaat door, terwijl arbeiders bezig zijn aan de renovatie van de infrastructuur. Het ziet er niet veel slechter uit dan in Mississippi, Louisiana en Alabama, achterstallige staten in het zuiden van Obama’s Amerika.
Casa Roly y Irma is het eerste particuliere huis waar we voor een paar dagen onderdak hebben. Het is niet ver van de Obispo, de lange, toeristische straat die naar de Plaza de Armas loopt. Vlakbij het plein staat het Hotel Ambos Mundos. In de hal hangen veel foto’s van die legendarische, vorige Amerikaanse bezoeker aan Cuba: schrijver Ernest Hemingway.
Het oude wapenplein zelf is vol stalletjes met de werken van Fidel Castro en afbeeldingen van halfgod Che Guevara. Zo zijn alle clichés compact bijeengebracht in La Habana Vieja.
Havana heeft traditioneel meer te bieden aan koloniale pleinen, pilaren en paleizen – de pracht en praal uit de eeuwen van Spaanse heerschappij. Van later zijn de klassieke hotels in het centrum, aan het centrale park. Ze zijn in oude stijl gerenoveerd.
Naar zee gaat het over de Paseo del Prado. Daar staan nogal wat geruïneerde panden met holle ramen en struiken die uit de gevels groeien. Op de hoek van de Malecón, de beroemde zeeboulevard, zijn hele blokken gesloopt om snel plaats te maken voor nieuwe hotels. Het is duidelijk te zien: de nieuwe tijd nadert, het verval is voorbij.
Nog zwelgen ze in de gloriedagen van toen: de Revolutie, 1956-1959. Het Museo de la Revolución is gevestigd in het voormalige presidentiële paleis. In een zijhal beneden staan levensgrote karikaturen bijeen van de verdreven Cubaanse dictator Batista en de Amerikaanse presidenten Reagan, Bush sr. en Bush jr .
Rincon de los Cretinos staat in grote letters boven hun hoofden - Hoek van de Idioten. Onder een groot dak is de Granma te bewonderen, het kleine jacht waarin Castro op 2 december 1956 in Cuba aankwam, samen met 81 andere revolutionairen. Het verloop van de bloedige junglestrijd tegen Batista is te zien in ouderwetse vitrines, met foto’s, kaarten, wapens.
Op de weg terug naar de oude stad worden we aangesproken door een jonge man, die wandelt met zijn vrouw en hun jonge baby, een meisje. Hij wil ons een favoriet café laten zien: Bar Pedro, ‘very special’. Het is dichtbij. Naarmate de middag vordert, willen ze wel een mojito-cocktail. Zij zit in de zorg, hij is bouwvakker, het werk in het gebouw is net af. Hij kon een dag vrij nemen. Wat vindt hij van de veranderingen die gaande zijn?
Sceptisch: "Het verandert, maar het gaat langzaam. Poco, poco. We willen het graag, kunnen niet wachten. Obama komt. Dat is goed. Het embargo wordt minder. Maar het Amerikaanse congres werkt niet mee, de Republikeinen willen het niet. Wij kunnen er zelf niet meer heen. De politie kijkt streng toe."
Is de verandering al niet goed zichtbaar in Havana? “Ja, maar Havana is het kapitalisme. Buiten de stad ligt het ware Cuba. Ga maar kijken. Het is de derde wereld daar, heel anders. Er is overal tekort aan. Wij hebben in de stad net als iedere Cubaan te maken met de Racion, de rantsoenering. Rijst, suiker, bonen, wat kip. Een liter melk voor vijf dagen.”
Zijn vrouw geeft inmiddels de borst aan haar dochter. En de Revolutie? Hij trekt een ernstig gezicht, zegt: "Luister. In Havana wonen 3 miljoen mensen. 1 miljoen daarvan is politie. Als we met toeristen praten gaan we de bak in."
Hij maakt een gebaar van geboeide handen. Dan gaat hij door: "Het is hier wel een vrolijke boel, met veel muziek. Maar dat is bijna opgelegd, verplichte vrolijkheid. Een glimlach is gratis, dat wel, maar achter al die gezichten zit een ander verhaal…"
En al die afbeeldingen dan van Fidel Castro en Che? Zijn gezicht vertrekt. "Het zijn dictators hier. De mensen houden er niet van. Je moet erover zwijgen." Hij houdt een wijsvinger voor zijn gesloten lippen. Houdt hij wel van Cuba? "O ja. Het weer is goed, de mensen zijn leuk. Het is goed dat jullie in een casa particular logeren, of naar een kleine bar als deze komen. Die bar Floridita waar Hemingway kwam is weer van de staat."
Arrestaties
Hij spreekt vrijuit, maar niet helemaal op zijn gemak. Zo zijn er meer mensen in Havana, in heel Cuba. Veel meer dan ze in de gevangenis kunnen opsluiten wegens antirevolutionaire uitspraken of activiteiten. Zwijgen is vrijheid, een mensenrecht.
Het aantal arrestaties daalde aanvankelijk sterk na de aankondiging van Raul Castro’s versoepelingsbeleid. In de maanden voor Obama’s bezoek is het weer sterk gestegen, met een piek boven de 1500 in januari, het hoogste aantal in vijf jaar. Daarom is er scepsis over de komst van de Amerikaanse president. Wat kan hij werkelijk betekenen voor de mensenrechten?
De reis gaat vanuit Havana eerst oostelijk, naar het groen rond Viňales. Het nationale park en de tabaksvelden zijn een favoriete vakantiebestemming. Er komen extra veel toeristen naar Cuba met het idee dat ze het nu nog kunnen zien zoals het was, zonder zich veel zorgen te maken over de Cubanen.
Het is goed voor de Cubaanse economie. De laatste jaren zijn er veel van die casa’s particulares bij gekomen en de huiseigenaren varen er wel bij. Ze moeten wel belasting betalen over wat al het buitenlandse bezoek hun oplevert, maar ze houden veel meer over dan de doorsnee Cubaan. Het standaardloon is 500 pesos, omgerekend zo’n 25 euro. De zwarte economie is enorm. Cubanen willen graag even op je auto passen voor een paar cuc, de toeristenmunt, goed voor 25 pesos.
Lifter
Na Pinar del Rio, grootste stad van de tabaksregio, stapt een gids van het Nationale Park in als lifter richting Viňales. In goed Frans zegt hij: "Viňales wordt wel 'het paradijs op aarde' genoemd. Het is prachtig hier, de vallei, de Mogones, die ronde bergen."
Over de veranderingen houdt hij zich wat ambtelijk op de vlakte. "Er zijn mensen voor en tegen. Ikzelf prefereer Europese toeristen. Liever dan Amerikanen. Het goeie sinds Raúl Castro aan de macht is, is dat er meer openheid is."
Maar heeft Fidel Castro vroeger niet veel geld laten liggen, toen er veel minder toeristen kwamen? De gids, met een glimlach: "Ach ja, maar hij was altijd bezig met zijn strijd…"
Een bezoek aan een tabaksplantage is het verplichte nummer van de volgende morgen. Bij het parkeerterrein staat een grote brandstoftank met afbeeldingen van Castro, de Granma, Guevara en Camilo Cienfuegos, die andere held van de Revolutie.
De rondleider is niet kritisch, integendeel: "Tabak was al van de indianen. Daarna was het bezit van een eigenaar. Na de revolutie gaf Che het aan de arbeiders terug."
Hij vertelt er bij dat 90 procent van de opbrengst naar de staat gaat. En legt uit dat de overheid volledige vergoeding biedt in geval van schade, toegebracht door hurricanes, de orkanen die vooral in de nazomer kunnen huishouden.
Verval
Inderdaad, het heeft iets paradijselijks. Het groen, de rust. Dat beeld verandert sterk op de lange tocht naar Cienfuegos, oostwaarts. De binnenweg na San Cristóbal is slecht, vol scheuren en gaten. De gevels van Candelaria, Artemisa en Alquizar zien er versleten uit, de pastelkleuren zijn flets geworden. Hier staan geen fleurige casa’s, stoppen de Chinese toeristenbussen niet. Obama zal het ook allemaal niet aanschouwen. Er is veel leven op straat, maar het is geen aantrekkelijke Cubaanse etalage.
Agrarische bedrijvigheid is er genoeg, met roestige tractoren, of ploegen, getrokken door ossen. Links en rechts staan de ruïnes van vergane fabrieken, monumenten van de industriële revolutie die grotendeels is mislukt. Het Amerikaanse embargo en de uittocht van alle Russische experts na de val van het Oostblok waren niet goed voor een stabiele bedrijfsvoering.
In Cienfuegos is toch nieuwe bloei te zien: in de kunst. Het aanbod van de stalletjes in de Calle bij de Plaza Marti is hetzelfde als overal: koelkastklevers van Che, houtgesneden muzikanten en doeken met allerlei oldtimers.
Interessanter is wat er gemaakt wordt in de kleine ateliers. Jonge vrouwen en mannen maken er versies van Amerikaanse rocksterren en acteurs: Janis Joplin, Jimi Hendrix, Brad Pitt. Guevara hangt er in allerlei Warholiaanse varianten, maar wordt ook afgebeeld in kleine, humoristische spotprenten. Het is allemaal te zien in galerie ARTe La Resistance.
Camilo Villalvilla heeft het krachtige beeld gemaakt van een man die een hand als een pistool tegen zijn hoofd heeft gezet. Aan de andere kant komt er een wolk bloed naar buiten. REVOLUTION staat er boven, met een rode hoofdletter R.
De kunstenaar legt uit: "Er is geen revolutie zonder evolutie. In Cuba heeft het lang stilgestaan."
Zijn dit soort afbeeldingen een teken van vooruitgang? Met een brede lach: "Ja, dat zou je kunnen zeggen. Vijftien jaar geleden zouden we hiervoor in de gevangenis zijn gezet. Maar we hebben meer verandering nodig. Vrijheid van spreken, van uitgeven. We hebben nog geen vrije pers."
Villalvilla is gelukkig met een visum voor Amerika. Hij is er al diverse keren geweest. Vrienden in Miami hebben hem gezegd: "Kom hier, hier ben je vrij!" Maar hij kiest toch voor Cuba.
"Ja, ik blijf", vertelt hij vol vuur, "hier kan ik leven van mijn werk. Ik kan hier bijdragen aan de verandering. Ik zeg altijd: 'Ik ben een marxist, geen communist.' Dit is een heel gecompliceerde, moeilijke samenleving. De jonge mensen leven als op de rand van een mes. Als ik een paar schilderijen verkoop, verdien ik meer dan een architect in een maand. Dat soort vakmensen willen dat er snel verandering komt. Maar Raúl Castro heeft geen haast…"
De sfeer is niet opstandig, is mijn indruk, anders dan in Arabische broeinesten. Villalvilla schudt bevestigend zijn hoofd. "Nee, maar de oppositie krijgt wel klappen in de gevangenis. Het wordt tijd voor verkiezingen met meer dan één partij."